Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid geeft in antwoorden op Kamervragen aan dat hij geen bezwaren heeft tegen een proef van de Limburgse politie en het OM waarbij een commerciële partij dna-sporen onderzoekt. Het gaat om een beperkt aantal sporen om het NFI te ontlasten.
De minister zegt dat het 'de politie en het Openbaar Ministerie in beginsel vrijstaat om te onderzoeken of meer en sneller forensisch onderzoek kan worden gedaan als een andere werkwijze wordt gevolgd. Dat vergt geen officiële reactie of toestemming van mij'. Het gaat hier om het bedrijf The Maastricht Forensic Institute, waar als proef bepaalde dna-sporenonderzoeken worden ondergebracht. Het idee van het inschakelen van deze partij voor het afhandelen van eenvoudige digitale en dna-sporenonderzoeken is het ontlasten van het Nederlands Forensisch Instituut. Volgens de minister is pas over minimaal drie jaar te zeggen of de proef geslaagd is.
Grapperhaus benadrukt dat de mogelijkheid voor de politie om dna-onderzoeken te laten uitvoeren door andere partijen dan het NFI al langer bestaat. Dit overheidsinstituut maakt al enkele jaren gebruik van de dna-onderzoeksmogelijkheden van The Maastricht Forensic Institute. In de brief geeft de minister aan dat dit een particuliere instelling is die nauw gelieerd is aan de Universiteit van Maastricht en 'onafhankelijk en wetenschappelijk geborgd forensisch-technisch en wetenschappelijk dna-onderzoek verricht op verzoek van het OM, de zittende magistratuur en de advocatuur.'
Er zijn ook vragen gesteld over de bescherming van persoonsgegevens bij commerciële organisaties die met digitale en dna-sporen werken. Volgens de minister moeten zij zich contractueel houden aan de eisen die het NFI oplegt en worden die eisen ook getoetst. Daaronder valt ook de verplichting van het beschermen van de privacy. Hij benadrukt dat partijen als The Maastricht Forensic Institute, de politie en andere overheidsinstanties in overeenstemming met de vorig jaar geïntroduceerde algemene verordening gegevensbescherming moeten handelen. Of dat in dit geval ook daadwerkelijk gebeurt, zegt de minister niet.
De Kamervragen zijn afkomstig van drie VVD-Kamerleden, te weten Van Wijngaarden, Nijkerken-de Haan en Laan-Geselschap en zijn gesteld op basis van een artikel in De Limburger.