Inleiding
Een game van 60GB binnenhalen op Steam in 0,0024 seconden vanuit je luie stoel: vooralsnog is dat toekomstmuziek, maar pure science fiction is het ook niet. Onderzoekers van de TU Eindhoven haalden namelijk in 2014 tijdens een experiment een nettodoorvoersnelheid van 200Tbit/s via glasvezel. Dit werd bereikt door gebruik te maken van kabels met zeven kernen, in plaats van één bij de huidige commerciële kabels, 3d-waveguides en mimotechnologie. Dat is allemaal nog lang niet commercieel aantrekkelijk of inzetbaar, maar voor zover daar nog twijfel over kon bestaan, toonde het eens te meer de potentie van internet via glasvezel aan.
De in potentie duizelingwekkende datasnelheden, de enorme bandbreedte en de symmetrische up- en downloadsnelheden: er zijn genoeg redenen om flink te investeren in glasvezel, zeker met het oog op de toekomst, aangezien ons dataverkeer alleen maar zal toenemen. De cijfers tonen echter weinig gevoel voor urgentie als het gaat om het aantal glasvezelaansluitingen. Volgens de laatste cijfers van de Telecommonitor van de ACM stijgt het aantal glasvezelklanten wel, maar het is duidelijk dat kabel en dsl nog steeds de markt beheersen.
Wat de snelheid van de glasvezelverbindingen voor huishoudens (ftth) en bedrijven (ftto) betreft, valt op dat de categorie tussen de 30 en 100Mbit/s dominant is en dat het aantal verbindingen met snelheden tussen de 10 en 30Mbit/s de sterkste stijging laat zien. Wat misschien nog het meest opvalt, is dat glasvezelverbindingen tot 10Mbit/s nog altijd in gebruik zijn; in oktober 2016 waren er zo'n achtduizend verbindingen met deze beperkte snelheid.
Woordvoerder Pauline Gras van de ACM legt uit dat het bestaan van glasvezelaansluitingen tot 10Mbit/s wellicht komt doordat bedrijven hun verbindingen vooral gebruiken voor voipdiensten, waarbij weinig behoefte is aan hogere snelheden. Wat ook gebeurt, is dat aanbieders hun bestaande contracten, die nog gebaseerd zijn op een andere infrastructuur met een lage snelheid, omzetten naar een aanwezige glasvezellijn. Dit gebeurt vooral omdat glasvezel minder onderhoudsgevoelig is en niet om hogere snelheden te halen.
Hierbij is het de vraag hoe Nederland het doet ten opzichte van andere landen. Hoe staat het aandeel glasvezel in Nederland en België ten opzichte van andere Europese landen? Waarom zit de aanleg van glasvezel in Nederland niet in een stroomversnelling? Welke rol heeft de overname van Reggefiber door KPN daarbij gespeeld en wat was de rol van de toezichthouder? En hebben we glasvezel wel echt nodig?
Glasvezel in Europa
De FTTH Council Europe, een belangenorganisatie van honderdvijftig Europese bedrijven die zijn betrokken bij de aanleg en exploitatie van glasvezel, kwam in april met een eigen onderzoek waarin werd gesteld dat de hele EU in het goedkoopste scenario voor 137 miljard euro van glasvezel is te voorzien. Daarmee zou een honderdprocentdekking van ftth in de EU tegen 2025 haalbaar zijn. De voorzitter van de organisatie zei dat er in de afgelopen jaren significante vooruitgang is geboekt, in de zin dat 35 procent van de huishoudens de mogelijkheid heeft om glasvezelinternet af te nemen en 10 procent daadwerkelijk op het fibernetwerk is aangesloten.
Er is dus nog werk aan de winkel, al verschilt dat nogal per land. De FTTH Council Europe kijkt vooral naar de percentages van ftth en fttb tezamen. Fttc, ofwel een glasvezelaansluiting tot aan de wijkcentrale waarbij het laatste stukje verbinding tot aan de woning nog via koper of coax gaat, wordt niet meegenomen in de ranglijst van de organisatie. Fttb staat voor glasvezel dat wordt aangesloten op appartementsgebouwen of bedrijfskantoren, waarna het laatste stukje tot aan de modem van de gebruiker vaak nog via de bestaande infrastructuur, koper of coax, verloopt.
In de ranglijst waarin de gezamenlijke ftth- en fttb-percentages gaan tot september 2016, stond Nederland op 16,4 procent. Dat is het percentage homes passed, oftewel huishoudens die op glasvezel zijn aangesloten, maar niet per se ook een glasvezelabonnement hebben afgenomen. Met 16,4 procent valt Nederland nog net in de Europese middenmoot. De Baltische Staten hebben een veel hogere glasvezelpenetratie, vooral Letland en Litouwen. Ook Zweden, Roemenië, Bulgarije en Rusland scoren relatief hoog, al moet daarbij worden aangetekend dat deze landen het vooral moeten hebben van een vrij groot aantal fttb-aansluitingen. Dit is goedkoper aan te leggen dan ftth. In Nederland is het aandeel fttb bijna verwaarloosbaar.
Portugal
In Spanje en Portugal is fttb in zijn geheel afwezig. Deze landen zitten in de top vijf van ftth-penetratie en alleen daarmee zitten ze nog altijd in de top tien van de penetratie van ftth en fttb tezamen. Dat is vrij opvallend, omdat de economieën van beide landen jarenlang in het slop zaten. Spanje bereikte in negen maanden tijd een totaal van 4,5 miljoen glasvezelklanten, een stijging van 72 procent.
In Portugal sluit Portugal Telecom, de grootste aanbieder in het land, elke maand 60.000 huishoudens aan op glasvezel. Dit bedrijf begon al in 2008 met het investeren in glasvezel en introduceerde het in 2009 onder de naam MEO Fibra. In juni 2016 had de provider al 2,5 miljoen huishoudens op glasvezel aangesloten en in 2020 ligt dat aantal waarschijnlijk op 5,3 miljoen. Het gaat dermate hard met glasvezel in Portugal dat de topman van Portugal Telecom, Alexandre Fonseca, heeft aangekondigd dat in 2017 wordt begonnen met het uit de grond halen van het kopernetwerk. Hij verwacht dat al het koper in 2020 uit de grond is verdwenen en verkocht.
Enkele factoren hebben bijgedragen aan de snelle opmars van glasvezel in Portugal. Het land beschikt over een zeer schoon en uitgebreid leidingensysteem, dat stamt uit de jaren tachtig. Dit netwerk is voor alle bedrijven voor een lage prijs beschikbaar. Dat maakt dat Portugal Telecom voor de aanleg van ftth in minder dan vijf procent van de gevallen compleet nieuwe infrastructuur moet aanleggen. Daarnaast zijn de arbeids- en loonkosten in Portugal naar Europese begrippen relatief laag. Omdat bij het gpon-netwerk van Portugal Telecom de al in de gebouwen liggende coaxkabels kunnen worden hergebruikt, is voor de op ftth gebaseerde tv-diensten meestal geen aparte settopbox nodig. Dit alles leidt ertoe dat de kosten voor de aanleg per huishouden of gebouw volgens Portugal Telecom onder de tweehonderd euro liggen, terwijl dat in Noordwest-Europa grofweg vier keer zo hoog is.
Dan is er nog een belangrijke factor: concurrentie. In Portugal zijn verschillende grote partijen die daadwerkelijk met elkaar concurreren, zelfs op elkaars netwerk. In 2014 sloten Vodafone Portugal, dat ook glasvezel aanlegt, en Portugal Telecom een overeenkomst waarmee beide aanbieders hun netwerken met de ander mogen delen. Vodafone Portugal heeft onlangs een soortgelijke deal gesloten met kabelaar NOS. Beide operators willen een ftth-netwerk aanleggen van in totaal 2,6 miljoen huizen of gebouwen. De partijen blijven zelf verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van hun eigen ftth-netwerk, maar bieden tegen commerciële tarieven toegang tot elkaars glasvezelnetwerken. Vanaf 2018 bieden ze op elkaars netwerk geheel eigen, onafhankelijke diensten aan.
België
België is in zijn geheel niet opgenomen in de ranking, net zoals de afwezigheid van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk opvalt en Duitsland nauwelijks een factor van betekenis is. In de ranking van volgend jaar, waarin het grootste deel van 2017 zal zijn meegenomen, is België wellicht een bescheiden nieuwe binnenkomer, aangezien de aanleg van glasvezel in België pas in 2017 echt op gang is gekomen.
Volgens de laatste cijfers ligt de glasvezelpenetratie in België nog onder de één procent. Begin 2016 gaf de toenmalige voorzitter van de FTTH Council Europe, Edgar Aker, enkele redenen waarom de aanwezigheid van glasvezel in België nihil was. België heeft een vrij goed en uitgebreid kabelnetwerk, onder andere van Telenet en Voo. En volgens Aker zijn landen met al een vrij goede bestaande infrastructuur minder snel geneigd om over te stappen op glasvezel: de wet van de remmende voorsprong. Landen met weinig bestaande infrastructuur zijn veel eerder geneigd daar fors in te investeren. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval in de Baltische Staten, waar de overheid zelf stappen heeft genomen om de aanleg van glasvezel te bespoedigen. Ook is het cijfer in België nog zo laag doordat Proximus, de beheerder van de koperlijnen en het grootste telecombedrijf van België, tot voor kort eigenlijk alleen glasvezel aanlegde naar nieuwe gebouwen en woningen.
Proximus is niet eerder met de aanleg van glasvezel begonnen, omdat er volgens directeur Dominique Leroy tot voor kort nog onvoldoende vraag naar was bij klanten. Die vraag is inmiddels toegenomen, zo stelde ze eind 2016 vast. Wat volgens haar ook meespeelde, zijn de relatief hoge kosten van de investeringen in glasvezel. Omdat andere investeringsprojecten, zoals de volledige dekking van 4g, aflopen of al zijn afgelopen, is er nu volgens Leroy meer financiële ruimte voor investeringen in glas. Inmiddels is Proximus bijvoorbeeld in Brussel, Namen, Deurne en Gent begonnen met de uitrol van glasvezel. Het bedrijf wil in de komende tien jaar drie miljard euro in de glasvezelinfrastructuur investeren. Hiermee verwacht het binnen tien jaar 85 procent van de bedrijven en de helft van de consumenten van glasvezel te kunnen voorzien.
/i/2001726357.jpeg?f=imagenormal)
Dit investeringsplan is overigens nog niet in kannen en kruiken. Leroy dreigde in juli in het Belgische parlement de miljardeninvestering te staken als er nieuwe regels komen die de terugverdienperiode aanzienlijk zouden vergroten. Dat heeft deels te maken met de wens van provider Orange om ook van het nieuwe glasvezelnetwerk gebruik te kunnen maken. Orange wil mede investeren tot aan veertig procent. Proximus is daar niet per se op tegen, maar stelt dat het dan veel langer duurt om het netwerk aan te leggen: negentien in plaats van tien jaar. Telecomwaakhond BIPT wil dat Proximus het nieuwe netwerk openstelt voor concurrenten en bereidt daartoe nieuwe regels voor, maar volgens Leroy wordt de investering daarmee duurder en is het niet meer rendabel. "Wij zijn een beursgenoteerd bedrijf en kunnen niet zomaar investeringen doen die zich morgen misschien maar terugbetalen na 20 à 25 jaar. Dat is in het economische model niet aanvaardbaar."
Naast Proximus legt ook kabelaar Telenet zijn eigen glasvezelnetwerk aan. Voor de Vlaamse minister voor Innovatie, Philippe Muyters, gaat het allemaal echter nog niet snel genoeg. Hij heeft namens zijn regering plannen bekendgemaakt om het glasvezelnetwerk uit te breiden. Als de providers besluiten om niet mee te werken, is hij van plan om een overheidsbedrijf in het leven te roepen dat de uitbreiding voor zijn rekening neemt.
Glasvezel in Nederland
'Geweldig', was de reactie van analist Robin Bienenstock op een mededeling van KPN-ceo Eelco Blok in het interview dat ze in januari 2014 met hem had. Blok zei dat KPN de investeringen in ftth zou terugschroeven en door verbeteringen in kopertechnologie, zoals pair bonding en vectoring, tegelijkertijd in staat was om de 'service' te verbeteren. Blok bevestigde dat KPN de investeringen in ftth verder zou verminderen op het moment dat de overname van Reggefiber een feit was.
De aanzienlijke terugloop in het aantal nieuwe glasvezelaansluitingen in Nederland kwam in 2014 dus niet uit de lucht vallen. Eigenlijk was deze daling tot op zekere hoogte al vanaf 2011 te voorzien. Sinds dat jaar hanteert KPN namelijk een zogeheten hybride uitrolstrategie. Dat houdt simpelweg een upgrade van koper in, terwijl daarnaast ook glasvezel wordt uitgerold. Dat betekent in de praktijk dat per gebied een afweging wordt gemaakt: er wordt glasvezel aangelegd of het kopernetwerk wordt geüpgraded.
Dat dit beleid van KPN mede tot een daling van het aantal nieuwe glasvezelaansluitingen heeft geleid, blijkt duidelijk uit de cijfers. Sinds 2011 is het aantal nieuwe aansluitingen elk halfjaar gegroeid. In het eerste halfjaar van 2011 ging het nog om 85.000, terwijl dit het volgende halfjaar al steeg naar 169.000. Begin 2013 vlakte de stijging wat af om in de tweede helft van 2013 weer fors te stijgen naar het recordaantal van 283.000 nieuwe aansluitingen. De trend was een onmiskenbaar stijgende lijn, maar vanaf 2014 is dit volledig omgedraaid; elk volgend halfjaar daalde het aantal nieuwe aansluitingen. Volgens de laatste cijfers is er nog geen einde gekomen aan deze daling; in de eerste helft van 2017 werden er 48.000 nieuwe aansluitingen voltooid, het laagste aantal in acht jaar.
/i/2001723865.png?f=imagenormal)
Kortom, alleen als het echt moet, verbindt KPN huizen met nieuwe glasvezelkabels. Dit beleid uitte zich bijvoorbeeld begin dit jaar, toen het bedrijf besloot dat bij grote glasvezelprojecten in Eindhoven en Hengelo de combinatie van glasvezel tot de wijkcentrale en koper voor het laatste stuk voldeed. In Hengelo is een aantal wijken op glasvezel aangesloten, maar voor het merendeel geldt dat niet. Aldus is Hengelo in deze regio in het oosten van het Nederland de enige gemeente die niet geheel of in grote mate de beschikking heeft over een glasvezelnetwerk.
Buitengebieden
Wat in de overzichtskaart opvalt, is dat Flevoland en delen van Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant een hoge glasvezelpenetratie hebben. Het omgekeerde is het geval voor grote delen van de Randstad; Utrecht zit op 21 procent, Amsterdam op 17 procent, Den Haag op 9 procent en in Rotterdam is maar 3 procent van de woningen aangesloten op glasvezel.
Dat de aanleg van glasvezel in bijvoorbeeld Drenthe een vlucht neemt en het in de grote steden niet zo wil vlotten, heeft een aantal redenen. Allereerst zijn gemeentes in Drenthe sterk voorstander van de aanleg, onder meer om het vertrek van jongeren en de daardoor toenemende vergrijzing tegen te gaan. Ze steken dan ook graag subsidie in glasvezelprojecten. Daarnaast wordt in bepaalde buitengebieden soms niet eens 4Mbit/s gehaald; dan is de animo onder bewoners om in te tekenen voor een glasvezelproject al snel een stuk groter dan bijvoorbeeld in Amsterdam, waar ook via de kabel al snel internet is te krijgen. Het openhalen van de straten is in een grote stad als Amsterdam vanuit praktisch en politiek oogpunt ook niet zo eenvoudig als op het platteland. En de dominantie van KPN en VodafoneZiggo is in de buitengebieden vaak niet zo groot.

De opmars van glasvezel buiten de Randstad is vooral toe te schrijven aan kleinere partijen, zoals het CIF, dat onder meer actief is om buitengebieden in het oosten van Nederland van glasvezel te voorzien. Een andere partij, Tweak, is bijvoorbeeld betrokken bij het bewonersinitiatief Glasvezel De Wolden. Bewoners kunnen daar gebruikmaken van glasvezel met een snelheid van 1Gbit/s, maar via eigen apparatuur van Tweak kunnen klanten tegen extra vergoedingen ook gebruikmaken van een 10Gbit/s-lijn.
Dit project heeft eind 2016 een Europese prijs gewonnen: de European Broadband Award. Glasvezel De Wolden staat nu model voor hoe een relatief klein bottom-upproject in staat is om via provinciale, gemeentelijke en private investeerders en energiebedrijven een hoogwaardig en betaalbaar glasvezelnetwerk uit te rollen, zonder dat er bijvoorbeeld EU-subsidies voor nodig zijn. De gemeente De Wolden in Drenthe heeft zo'n tienduizend woningen in een gebied van 227km². Grotere commerciële partijen vonden de aanleg van glasvezel in een dergelijk relatief dunbevolkt gebied onrendabel.
Meestal geldt bij de aanleg van glasvezel in de buitengebieden een toeslag. Dat kan per huishouden oplopen tot eenmalig een bedrag 1600 euro of 12,50 euro per maand boven op de abonnementsprijs. Bij De Wolden is er geen sprake van een toeslag; daar betaal je gewoon 40 euro per maand, ook al woon je twintig kilometer verderop. De reden dat dit hier zo relatief goedkoop kan, heeft naast de investering van gemeente en provincie, te maken met energiemaatschappij Rendo. Die zit in de gaswinning en -exploitatie, maar ziet een toekomst waarin steeds minder gas wordt gebruikt. Het leek Rendo daarom verstandig te investeren in glasvezel. Het cruciale verschil zit hem in de periode van afschrijving. Rendo bouwt het netwerk en schrijft het af in dertig jaar, terwijl elders de afschrijving in vijftien of twintig jaar plaatvindt. Bij die korte afschrijvingsperiode moet je dus meer inkomsten hebben. Rendo is bereid om pas over een langere termijn winst te maken en dat drukt de prijs die klanten ervoor moeten betalen.
De overname van Reggefiber
De oprichting van Reggefiber in 2005 werd voorafgegaan door plannen van woningcorporatie Portaal. Deze corporatie wilde in 2003 glasvezelverbindingen voor al zijn huurwoningen. De onlangs overleden bouwmiljardair Dik Wessels kwam in contact met deze woonstichting. Voor de aanleg van glas werd het bedrijf GNEM opgericht en later werd XtraMediaServices opgericht als provider om diensten te leveren op het nieuwe netwerk. De aandelen van GNEM kwamen uiteindelijk in handen van het later opgerichte Reggefiber.
Wessels richtte Reggefiber op via zijn investeringsmaatschappij Reggeborgh. In 2008 vergaarde KPN een minderheidsbelang van 41 procent in Reggefiber. Dat werd in 2012 uitgebreid tot 51 procent. De andere deelnemer in de joint venture, Reggeborgh, hield toen nog 49 procent van de aandelen in handen, maar beide bedrijven hadden gelijke zeggenschap over Reggefiber. De toenmalige toezichthouder, de NMa, hoefde er daardoor geen goedkeuring voor te geven. Dat veranderde toen de ACM in 2014 toestemming gaf voor een uitbreiding van het belang van KPN naar 60 procent, waarmee het telecombedrijf de zeggenschap over Reggefiber kreeg. Later vergaarde KPN 100 procent van de aandelen.
Volgens Randal Peelen, commercieel directeur van provider Tweak, had Reggefiber ooit een enorm aanlegtempo. "In ongeveer drie jaar hebben ze ongeveer een derde van Nederland verglaasd. Als ze dat hadden doorgezet, hadden ze heel Nederland verglaasd en was niemand ertussen gekomen." Sinds KPN echter de zeggenschap over Reggefiber verwierf, is de uitrol van glasvezel volgens hem op een laag pitje gezet. "Dat is bijna voor honderd procent de reden voor wat er nu gebeurt op de markt. Bijna direct na de overname zijn ze stopgezet, behoudens de lopende projecten. Reggefiber is ingelijfd door KPN en een soort netwerk- of vastgoedafdeling geworden. Het heet nog wel Reggefiber, maar de ondernemersspirit is er wel uit."
/i/2001726341.png?f=imagenormal)
©ANP / Koen Suyk
Woordvoerder Stijn Wesselink van KPN stelt dat er in de afgelopen jaren heel veel in glasvezel is geïnvesteerd. "We rollen als KPN nog steeds vele duizenden kilometers aan glasvezel uit in Nederland. De focus ligt momenteel op de uitrol naar de straatkast, waarmee we glasvezel fijnmazig uitrollen in heel Nederland." KPN zet niet vol in op de verglazing van ook het laatste stukje van de centrale naar de woningen, omdat volgens Wesselink via vectoring, pair bonding en vplus, waarmee snelheden tot 400Mbit/s mogelijk zijn, voorlopig wordt voldaan aan de vraag naar sneller internet. "En in de toekomst, als de klantbehoefte verandert, kunnen we ook glasvezel verder uitrollen vanaf de straatkast naar de woning", aldus Wesselink. KPN stelt dus dat er nog onvoldoende behoefte is aan ftth, maar Wesselink licht toe dat ftth wel wordt uitgerold in die gebieden waar nog geen infrastructuur aanwezig is of de bestaande infrastructuur onvoldoende potentie heeft. "We kijken dus per gemeente en wijk naar de effectiefste manier om dit te bereiken, hetzij via ftth, hetzij via fttc in combinatie met vdsl-upgrades."
Ook al is Peelen niet blij met het huidige KPN-beleid, hij heeft er wel begrip voor. "Je bent beursgenoteerd, moet winst maken en je hebt al een netwerk liggen. Waarom zou je dan investeren in een netwerk dat volgens de regels van de ACM voor elke operator toegankelijk moet zijn en bovendien concurreert met je eigen kopernetwerk? Het is voor KPN niet per se lucratief om glasvezel breed uit te rollen. Daarmee werk je eigenlijk alleen maar partijen in de hand die zelf operator willen zijn. Op het kopernetwerk heeft KPN domweg meer macht. Zij bepalen daar de regels, de snelheid en voor een deel de prijs."
Had de aanlegstop voorkomen kunnen worden?
De verwerving van zestig procent van de aandelen en dus het verkrijgen van volledige zeggenschap in Reggefiber was afhankelijk van de goedkeuring van toezichthouder ACM. In twee besluiten heeft de telecomwaakhond zich over deze kwestie gebogen. Uit deze besluiten blijkt dat de ACM op de hoogte was van de vrees van verschillende marktpartijen dat de overname zou leiden tot een vertraging van de aanleg van glasvezelnetwerken. Deze partijen stellen dat Reggefiber vóór de overname glasvezel had kunnen uitrollen in gebieden waar KPN al een geüpgraded kopernetwerk heeft, terwijl dit na de overname, door de hybride uitrolstrategie van KPN, waarschijnlijk niet meer aan de orde is.
De ACM constateerde in het eerste, voorlopige besluit uit mei 2014 dat er mogelijk sprake was van tegengestelde belangen tussen KPN en Reggefiber, in de zin dat Reggeborgh sneller glasvezel wilde uitrollen dan KPN. In het definitieve besluit merkte de ACM op dat de overname zou kunnen leiden tot een verminderde concurrentie tussen KPN en Reggefiber, ook in die gebieden waar het glasvezel- en kopernetwerk naast elkaar bestaan. De ACM concludeerde dat er op dit punt echter geen sprake is van een wegvallende 'concurrentiedruk' tussen Reggefiber en KPN, omdat de uitrol van glasvezel zowel voor als na de overname enkel kon worden gerealiseerd als KPN daarmee instemde.
/i/2001726347.png?f=imagenormal)
©ANP / Koen Suyk
De ACM baseerde deze conclusie op het al bestaande vetorecht van KPN. Ook voor de overname, dus toen KPN 51 procent van de aandelen had, had KPN als grootaandeelhouder een vetorecht bij de aanleg van glasvezel in individuele ontwikkelingsgebieden. Zo concludeerde de ACM dat KPN 'zowel voor als na de voorgenomen concentratie beschikt over de mogelijkheid om de uitrol van nieuwe glasvezelgebieden door Reggefiber te verhinderen'. De ACM vond dat daardoor geen sprake zou zijn van wegvallende concurrentiedruk tussen beide en zag geen reden om op basis van dit punt de overname te blokkeren of specifieke voorwaarden te stellen.
Wat opvalt is dat de ACM als toezichthouder de kwestie van de gevolgen voor glasvezelaanleg benadert vanuit de vraag of het de concurrentie nadelig beïnvloedt. Het gaat in het oordeel van de telecomwaakhond om de vraag of de concurrentie verslechtert, of er sprake is van een verandering in de concurrentieverhouding. De ACM lijkt zich niet de vraag te stellen of die concurrentiepositie in de situatie van vóór de overname misschien al niet optimaal was, wat de negatieve gevolgen daarvan zijn voor innovatie in de vorm van glasvezel en of daar iets mee had moeten worden gedaan.
Op dit moment ligt deze zaak van de goedkeuring van de ACM voor de overname van Reggefiber door KPN nog bij de hoogste bestuursrechter, het CBb. De kwestie kwam in 2016 terecht bij de rechtbank, doordat Vodafone beroep aantekenende tegen het goedkeuringsbesluit van de ACM. De rechter hield toen het besluit van de ACM in stand. Het hoger beroep tegen die uitspraak loopt op dit moment nog. Mocht het CBb anders oordelen dan de rechtbank, dan moet de ACM eventueel opnieuw naar de overname kijken.
Had de ACM de overname kunnen blokkeren?
Hierbij is het de vraag of de ACM zich actiever had kunnen opstellen en de overname had kunnen verbieden op basis van de mogelijke negatieve gevolgen voor de aanleg van glasvezel. In theorie had dat gekund, maar het zou niet waarschijnlijk zijn geweest. Mededingingsrechtadvocaten Mattijs Bosch en Marianne Meijssen schetsen de afweging waar de ACM in zo'n geval mee te maken heeft. "Stel, het staat vast dat de innovatie wordt onderdrukt. Dan is het de vraag of je daar iets over mag zeggen. Ga je dan op de stoel van de ondernemer zitten?", werpt Meijssen op.
/i/2001726355.jpeg?f=imagenormal)
Meijssen: "Voor een toezichthouder blijft het een beetje koffiedik kijken. Ze moeten een oordeel vellen over de oorzakelijkheid. Bijvoorbeeld, wat is de reden dat maar zeventien procent van Amsterdam glasvezel heeft? Komt dat doordat KPN geen reden ziet om het uit te rollen vanwege het al liggende kopernetwerk of komt dat doordat het in Amsterdam gewoon niet makkelijk is een nieuw netwerk aan te leggen?" Bosch: "Over dit soort kwesties moet je als ACM dan een knoop doorhakken, maar het is natuurlijk altijd onzeker wat er in de toekomst gaat gebeuren met vaste lijnen en ik kan me voorstellen dat je dan de minst risicovolle beslissing neemt. Dan moet je van goede huize komen om het te verbieden."
Volgens Bosch is een andere meespelende factor het feit dat de ACM altijd sterk op de gebruiker/consument is gericht. "Dat zie je steeds terugkomen in het beleid van de ACM: wat levert nou schade op voor consumenten en gebruikers? En als dat in een zaak onzeker is en niet is te becijferen, dan is men eerder geneigd wat terughoudend te zijn." Meijssen vindt dat de ACM in zijn algemeenheid kan worden beschouwd als een ietwat behoudende toezichthouder. "De ACM is in de afgelopen tijd ook wel een paar keer op haar gezicht gegaan, met nederlagen bij de rechtbank inzake kartelverboden. Dus ik kan me voorstellen dat dat ook wel impact heeft. Dat doet iets met je zelfvertrouwen."
De rol van de ACM is er dus vooral een van een scheidsrechter die moet beoordelen wat er voor hem gebeurt, en dat heeft automatisch zijn beperkingen. Meijssen: "Het mededingingsrecht is niet bedoeld om optimaal concurrerende markten te krijgen, maar is er in feite alleen om te corrigeren als ondernemingen dingen doen die niet mogen. In principe is een onderneming vrij om te doen wat ze wil, tenzij er wordt gehandeld in strijd met bijvoorbeeld het kartelverbod. Als dat je niet bevalt, moet je gaan reguleren en dan is het niet meer aan de mededingingsautoriteit."
Hebben we wel glasvezel nodig?
Een snelheid van 1Gbit/s is natuurlijk zeer welkom, maar nu VodafoneZiggo en KPN hun netwerken aan het upgraden zijn en daarnaast hun backbone al grotendeels hebben verglaasd, roept dat de vraag op of we glasvezel nog wel nodig hebben. Via pair bonding kan KPN in theorie vdsl-snelheden tot 200Mbit/s bieden. Ziggo levert op dit moment al een maximale downloadsnelheid van 400Mbit/s en een upload van maximaal 40Mbit/s. Die snelheden kunnen nog flink omhoog, ook als de huidige docsis 3.0-technologie nog een tijd de standaard blijft in afwachting van docsis 3.1.
Ton Koonen, hoogleraar telecommunicatie aan de TU Eindhoven, vindt deze praktijk van het upgraden van de koper- en kabelnetwerken vergelijkbaar met een 'dinosaurus aan het infuus leggen'. Volgens hem is de rek er bij deze 'kunstgrepen' er op termijn wel uit en hebben we glasvezel hard nodig. "Ftth is het ultieme scenario; dat is net alsof de snelweg tot aan de voordeur ligt. Als je dat laatste stukje nog steeds met koperdraad blijft doen, wat het geval is bij docsis, adsl en vdsl, dan ben je eigenlijk iets aan het uitmelken dat al aan het verouderen is. Koperverbindingen zijn toch begrensd qua bandbreedte. Coaxiale kabel heeft wel een behoorlijk grote bandbreedte, zeker als de analoge kanalen verdwijnen. Alleen coax heeft veel meer demping. Bij glasvezel heb je veel minder tussenversterkers nodig."
/i/2001726351.jpeg?f=imagenormal)
©ANP / Koen Suyk
Volgens Koonen is er nog een belangrijke reden om meer op glasvezel in te zetten: 5g. "Draadloos kan niet zonder draden. 5g-netwerken worden straks zo krachtig doordat het allemaal kleine radiocellen zijn. Elke radiocel kan best een aardige capaciteit hebben, maar in zo'n radiocel moet je wel de capaciteit delen met alle mensen die in die cel zitten. Als zo'n cel groot is, zoals met het hedendaagse 3g en 4g, dan moet je met zijn allen de capaciteit delen van die ene antenne die de cel voedt. Dan houd je per persoon minder capaciteit over. Als je de cellen kleiner maakt, hebben minder mensen zo'n antenne nodig en krijg je meer capaciteit per persoon. Dus de hele 5g-ontwikkeling zal moeten leiden tot kleinere radiocellen en die antennes van deze kleinere cellen moeten wel allemaal op het grote netwerk worden aangesloten. En daar zal straks ook heel veel glasvezel voor nodig zijn."
Point-to-point, pon en wdm
In de mogelijkheden van glasvezel zit nog veel rek, niet alleen door de huidige bandbreedte, maar ook doordat de techniek voor de aanleg en voor de verwerking van de signalen nog verbeterd kan worden. Volgens Koonen valt er bij de aanleg van glasvezel ook nog heel wat te winnen als wordt overgestapt op een nieuwe architectuur. In Nederland is het nu nog vooral een point-to-pointarchitectuur, waarbij vanuit de centrale een aparte glasvezel naar elk individueel huis loopt. "Dat is vrij intensief, omdat je heel veel glasvezel moet aanleggen", zegt Koonen. "In zo'n kabel zitten dan honderden glasvezels en als bij rioolwerkzaamheden per ongeluk door de kabel heen wordt gegraven, dan moeten die allemaal gerepareerd worden."
De gesplitst-optischnetwerkmethode, ofwel pon, is volgens Koonen de volgende generatie. Hierbij gaat vanuit de centrale één hoofdglasvezelkabel naar de wijk en vindt pas in de wijk de opsplitsing plaats. Via tijdmultiplexing wordt de bandbreedte dan verdeeld; in feite krijgt elk huis zijn eigen tijdvenster om in te communiceren. Die vensters passen allemaal moeiteloos op de hoofdkabel, maar er is wel het juiste algoritme nodig om de verdeling naar de individuele huizen te maken. Koonen: "Dat is wat lastiger, maar je krijgt er wel een veel groter installatiegemak voor terug."
In Nederland wordt deze techniek nog nauwelijks gebruikt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in de VS, Korea en Japan. Een nadeel is dat je door de tijdvensters begrensd wordt. Als je ineens meer capaciteit nodig hebt, moet je min of meer een tijdvenster van een ander afpakken. "In feite heb je daarbij een onderlinge competitie. Het systeem moet dat zo regelen dat je daar geen last van hebt, maar als iedereen tegelijk heel veel downloadt, kan dat conflicten geven", zegt Koonen.
Ook deze pon-techniek kan nog verfijnder, als het gebruik van tijdvensters wordt ingeruild voor licht in verschillende golflengten en frequenties. Dit is de wdm-techniek. Het licht wordt dan in feite opgesplitst in allerlei verschillende kleuren en de apparatuur in het netwerk kan de verschillende signalen van elkaar onderscheiden op basis van de kleur. Verschillende golflengten kunnen op een glasvezel worden gecombineerd. Ieder huis krijgt dan zijn eigen kleur. Tijdvensters kunnen niet zomaar naast elkaar bestaan, maar via de verschillende kleuren kan dat probleemloos. Daarbij zijn er geen onderlinge conflicten en is er ook geen algoritme nodig om de verdeling te maken. Deze techniek is echter nog minder ver ingevoerd.
Tot slot
In Portugal wordt op termijn misschien het koper uit de grond getrokken, maar in Nederland en België is daar voorlopig geen sprake van. Vanuit het standpunt van KPN is dat niet zo vreemd. Waarom zou je een netwerk waarin miljarden zijn geïnvesteerd, inruilen voor een nieuw glasvezelnetwerk als de rek er nog niet uit is? Glasvezel concurreert met het eigen kopernetwerk en als andere operators toegang moeten krijgen tot het netwerk en er tariefbeperkingen van kracht zijn, is het ook niet meteen een investering die zich snel terugverdient.
Daar komt bij dat consumenten niet en masse staan te springen om glasvezel. Tussen de veertig en zestig procent van de huishoudens die op het glasvezelnetwerk zijn aangesloten, heeft daadwerkelijk een glasvezelabonnement. Voor inwoners op het Drentse platteland, waar soms slechts 3Mbit/s of minder wordt gehaald, is het natuurlijk heel interessant, maar iemand die in Utrecht woont en gewoon 150Mbit/s via de coaxkabel haalt, is waarschijnlijk veel minder snel bereid om over te stappen en meer te betalen voor glasvezel.
/i/2001726349.jpeg?f=imagenormal)
©ANP / Koen Suyk
De sleutel tot een impuls van de aanleg van glasvezel ligt uiteindelijk bij de consument. Investeerders zijn pas geïnteresseerd in het overal verglazen van de grond als de investering zich kan terugverdienen. De wal moet het schip keren; als consumenten steeds meer data blijven verstoken en meer en meer gebruikmaken van breedbanddiensten die steeds meer bandbreedte vergen, komt er een moment dat de bestaande netwerken in hun voegen kraken. Dan komt de verglazing vanzelf in een stroomversnelling, want dan moeten partijen wel.
De centrale overheid toont tot nu toe weinig bereidheid om de aanleg van glasvezel te stimuleren. Misschien wordt het aanleggen van glasvezel op termijn iets goedkoper doordat gebruik kan worden gemaakt van bestaande buizen en kabels in de grond. Een serieus actieplan, laat staan investeringen of grote subsidiepotten, is er echter niet. Het moet wat dat betreft veel meer komen van lokale overheden en initiatieven.
Randal Peelen van Tweak maakt zich enige zorgen over het steeds kleiner wordende aantal isp's dat nog over is op de glasvezelmarkt. "Ik ben bang dat de geschiedenis zich herhaalt, dat KPN netwerken en isp's gaat opkopen. Dan heb je een serieus probleem." Na bijvoorbeeld de overname van Solcon door KPN, en Fiber en Stipte door het Luxemburgse M7, is het aantal overgebleven isp's volgens hem 'op één hand te tellen'. Er zijn genoeg partijen die netwerken willen aanleggen, maar dan moeten er wel genoeg isp's zijn die daarop diensten kunnen leveren.
Volgens Peelen is er echter zicht op dat de aanleg van nieuwe glasvezelaansluitingen langzaamaan weer gaat toenemen. De markt heeft volgens hem even de tijd nodig om het gat te vullen dat Reggefiber achterliet, maar het momentum groeit langzaam. Zo bouwen partijen als Caiw en E-Fiber gestaag door aan allerlei glasvezelprojecten. Degenen die in de Randstad verstoken blijven van glasvezel en met smart zitten te wachten op 500Mbit/s upload, rest voorlopig echter weinig anders dan te verhuizen naar Harderwijk, De Wolden of Portugal.