Het zal weinig verbazing wekken dat er vanuit de Verenigde Staten nogal wat kritiek is op de manier waarop de EU de mededingingsregels handhaaft. De VS had altijd al minder verregaande en minder strenge mededingingsregels dan Europa. Dat past bij het idee dat veel aan de markt moet worden overgelaten en dat de overheid vooral niet te veel en te snel moet interveniëren. Hierin lijkt in de laatste jaren wel enigszins sprake van een kentering, maar dat laat onverlet dat er in de VS met argusogen wordt gekeken naar het beleid en de handhaving van Margrethe Vestager.
In juni 2019 liet toenmalig president Trump in weinig diplomatieke bewoordingen weten dat hij vond dat de Europese Commissie Google, Apple en andere Amerikaanse bedrijven oneerlijk heeft behandeld. Daarmee doelde hij op de mededingingsboetes die aan de bedrijven zijn opgelegd. "Ze sleept al onze bedrijven voor de rechter. Ze maken het bijna onmogelijk om in beide richtingen zaken te doen. Ze haat de VS, misschien erger dan welke persoon dan ook die ik ooit heb ontmoet." Trump noemde Vestager niet bij naam, maar het was duidelijk op wie hij doelde. In 2016 noemde Apple-ceo Tim Cook het oordeel van de EU dat Apple 13 miljard euro moest terugbetalen aan Ierland in een belastingzaak 'volledige politieke onzin'.
Het Center for Strategic and International Studies, een Amerikaanse denktank, gaat mee in deze lijn van denken. "In de vorm van een stevige herziening van het Europese mededingingsbeleid, kan de DMA bepaalde activiteiten van Amerikaanse bedrijven in Europa bedreigen, Europese bedrijven voortrekken en kansen bieden voor systematische rivalen, met name China, om geopolitieke langetermijnvoordelen te bereiken." Volgens de CSIS is daarbij de grootte van het bedrijf bepalend of de nieuwe regels van toepassing zijn.
Ook stipt de denktank aan dat de DMA een aantal punten negeert: 'de dynamische concurrentie die poortwachters met zich meebrengen, het consumentenwelzijn dat door het bestaande raamwerk is gegenereerd, en de innovatie en investeringsmotivaties die nodig zijn om toekomstige technologische doorbraken te genereren'. De CSIS wijst hierbij ook op kritiek van de Regulatory Scrutiny Board, een wetgevingstoezichthouder van de Europese Commissie. Dit orgaan vond dat er weinig bewijs en onderbouwing ten grond slag lagen aan de onderliggende aanname van de DMA: dat er duidelijke negatieve resultaten voortvloeien uit het gedrag van poortwachters. Ook stipt de toezichthouder aan dat de Commissie de negatieve consequenties voor consumenten moet overwegen van het inperken van groottevoordelen die voortvloeien uit netwerk- en schaalvoordelen.
Deze kritiek is ook deels te horen van partijen dichter bij huis. In een brief van twee brancheverenigingen, de Dutch Startup Association en NLdigital, wordt onder meer gezegd dat de DMA 'onbedoelde effecten' zal hebben, namelijk potentiële beperkingen waardoor platforms en digitale diensten minder aantrekkelijk worden voor gebruikers en drempels worden opgeworpen voor start-ups die willen groeien. Ook vinden ze dat de voorgestelde regels breed zijn geformuleerd en 'niet een-op-een toepasbaar zijn op de zeer verschillende platformdiensten'. Dit leidt volgens de twee organisaties tot rechtsonzekerheid.
Uiteindelijk draait het bij de DMA om de vraag of de nieuwe regels de digitale sector meer concurrerend maken of dat we daarvoor beter kunnen blijven vertrouwen op innovatie. Aan de ene kant kun je stellen dat extra verplichtingen op poortwachters juist goed zijn voor opkomende bedrijven en daarmee de concurrentie in de markt. Aan de andere kant is er de opvatting van grote bedrijven dat niet regulering, maar innovatie de digitale sector concurrerend heeft gehouden en dat zal blijven doen. Bigtechbedrijven zien disruptive innovation als belangrijke factor die de sector concurrerend houdt, want in deze sector is het voortdurend mogelijk een nieuw product of nieuwe technologie te introduceren waardoor bestaande producten en technologieën min of meer meteen verouderd zijn.
Lisanne Hummel, jurist en onderzoeker bij de Universiteit Utrecht, stelt dat nog niet is te zeggen welk effect de DMA op het concurrentievermogen en de innovatie in de digitale sector zal hebben. Ze staat positief tegenover de verordening omdat die de misbruikpraktijken van poortwachters aanpakt, maar ze plaatst in het kader van deze discussie over regels versus innovatie ook een aantal vraagtekens bij de DMA. Zo stelt ze dat het momenteel een probleem is dat nieuwe sociale platforms nauwelijks genoeg gebruikers kunnen krijgen om echt een bedreiging voor Facebook te worden, omdat de gebruikers al locked-in zijn bij de bestaande grote platforms. Daarvoor zouden de interoperabiliteitsregels uit de DMA een oplossing kunnen zijn, zodat gebruikers veel makkelijker naar een ander platform kunnen verstappen. Die regels richten zich echter niet op sociale platforms. Daarnaast stelt ze dat ze misschien onvoldoende zullen zijn, omdat bigtechbedrijven hele ecosystemen met hun eigen diensten hebben weten te creëren, waardoor gebruikers wel twee keer zullen nadenken voordat ze overstappen.
Tot slot stipt ze een punt aan dat de twee brancheverenigingen ook al noemden: het wordt minder aantrekkelijk om te investeren in ontwrichtende innovatie en pogingen om een groot techbedrijf te worden. Door de DMA krijgen nieuwe bedrijven die een bepaald aantal gebruikers hebben, al na enkele jaren met extra verplichtingen te maken. Volgens Hummel zal dit nieuwe bedrijven niet direct afschrikken, maar wordt het wel minder aantrekkelijk om een groot techbedrijf in de EU te zijn in vergelijking met andere plekken in de wereld.