Op Tweakers verschijnen dagelijks tientallen nieuwsberichten, maar bij het schrijven weten we zelden hoe het afloopt met de producten, technieken en ontwikkelingen die we bespreken. In deze rubriek lezen we oude berichten terug en kijken we hoe het verderging.
In de 44e editie van Terug in de Tijd blikken we terug op nieuws uit de maand mei van 25, 20, 15 en 10 jaar geleden. Zo werden we toen massaal geïnfecteerd door het I Love You-virus, voerden zowel consolemakers als dvd-ontwikkelaars oorlog, kwam Spotify officieel uit in Nederland en zou het gebruik van smartphones op de fiets nooit verboden worden.
25 jaar geleden: I love you, Dr. Dre en ik luister al je liedjes op mijn iPalm
"And Dr. Dre said ... nothing, you idiots, Dr. Dre's dead, he's locked in my basement", rapte Eminem 25 jaar geleden in zijn nog altijd bekende hit 'The Real Slim Shady'. Maar Dr. Dre was niet alleen springlevend, hij sprak zich in het openbaar ook stevig uit tegen Napster, de toen razend populaire dienst om muziek uit te wisselen. Hij vond 239.612 IP-adressen van gebruikers die zijn muziek aan het uitwisselen waren, zo schreven we toen. "En je raadt al wat er gaat gebeuren: Dr. Dre dumpt persoonlijk deze lijst voor de deur van Napster en die sluiten dan weer een berg gebruikers af", aldus de auteur destijds. Het was de tijd dat de muziekindustrie aan het terugvechten was tegen deze p2p-bierkaai en dat overwoog ook stichting Brein in Nederland.
Dr. Dre ging uiteindelijk een heel andere kant op. Hij ging een aantal jaren hoofdtelefoons maken om optimaal te kunnen genieten van illegaal gedownloade beats van deze raplegende - en andere muziek. Met dat bedrijf, Beats by Dre, ging hij met HP in zee voor laptops en werkte hij samen met het toen grote smartphonemerk HTC. Daarna nam Apple zijn bedrijf over, waarna Apple begon met een streamingdienst op basis van het werk van Beats. Intussen is Dr. Dre in die rol niet meer zo zichtbaar. Of is hij misschien uiteindelijk toch verdwenen in de kelder van Eminem?
Apple zat in 2000 ook niet stil. De iMac was een paar jaar daarvoor uitgekomen en Apple werkte aan OS X en het toen nog geheime project dat zou leiden tot de eerste iPod. Een ander gerucht: een handheld van Apple op basis van PalmOS. De aanwijzingen waren legio: Apple ging PalmHotSync ondersteunen in macOS en het had geprobeerd de Palm-divisie van 3Com op te kopen. Een Taiwanese fabrikant zou deze iPalm al aan het maken zijn.
Alleen is hij nooit verschenen. Zou die handheld die van de band rolde misschien de eerste iPod kunnen zijn? Want die verscheen wél enige tijd later. De vermeende opvolger van de Newton uit midden jaren '90 kwam er toen dus niet. Of dit apparaat echt heeft bestaan, is lastig te achterhalen na al die tijd. PalmOS heeft daarna nog wel jaren bestaan op pda's en smartphones, maar echt groot werd het nooit op de smartphonemarkt. De ontwikkeling kwam terecht bij het bedrijf Access in Japan en dat stopte ermee in 2009. Palm, de fabrikant van smartphones, stapte toen over op webOS. Dat mislukte op smartphones, maar is nu nog steeds te vinden op LG-tv's. Apple bracht later wel een handheldcomputer uit, maar dat was de iPhone - en die kent iedereen wel.
Wat iedereen ook wel kent, zijn liefdesbrieven, in elk geval 25 jaar geleden wel. Dus toen er bij veel mensen op de digitale deurmat een e-mail plofte met de volgende tekst "kindly check the attached LOVELETTER coming from me" en daarbij een bijlage, klikten veel mensen.
Het was het begin van een ware hype: het I Love You-virus. Tweakers schreef een uitgebreid achtergrondartikel over hoe het werkte. I Love You was een worm. Het voerde een script uit en dupliceerde zich door zichzelf te e-mailen naar iedereen in de contactenlijst. Het werkte heel goed: natuurlijk door het onderwerp, maar ook door het beperkte bewustzijn destijds bij computergebruikers over het openen van bijlagen en omdat het werkte op Windows. De worm kwam op tientallen miljoenen computers terecht en legde mailservers over de hele wereld plat.
Het virus kwam van de Filipijnen en de maker was al snel in beeld. Dat bleek de student Onel de Guzman te zijn, die een eerdere versie had gemaakt om nummers te vinden voor inbelinternet; hij had geen geld om zelf een abonnement te nemen. Hij is inmiddels 49. Volgens de laatst bekende informatie heeft hij een reparatiewinkel voor telefoons in de Filipijnse hoofdstad Manilla en heeft hij spijt van het verspreiden van het virus.
20 jaar geleden: Console- en dvd-oorlog
In mei van 2005 waren er conflicten gaande in twee belangrijke entertainmentsectoren: de consolemarkt en de wereld van dvd-opvolgers. Om met die eerste te beginnen: op 13 mei kondigde Microsoft met veel bombarie de Xbox 360 aan. De console kreeg een 3,2GHz-processor met drie cores, 512MB aan GDDR3-geheugen en een ATI-gpu van twee dies met ieder een 500MHz-kloksnelheid. De tweede Xbox-console ondersteunde tot vier draadloze controllers, wifi en had een verwisselbare harde schijf van standaard 20GB. De console was gedeeltelijk achterwaards compatibel met originele Xbox-games.
Enkele dagen later kwam Sony met een antwoord: de PlayStation 3. Hoewel die console wat later zou uitkomen dan de Xbox 360, was het wel voor het eerst dat de consoles van de twee consolegiganten zo dicht bij elkaar uitgebracht werden en dus vrij nadrukkelijk met elkaar concurreerden. De PlayStation 3 zou een 3,2GHz-processor krijgen en een 550MHz-gpu met 256MB GDDR3-geheugen van Nvidia. Tweakers publiceerde in die tijd een vergelijking tussen de gpu's van de twee concurrerende consoles en wij waren ongetwijfeld niet de enige; de hele wereld was de gamemachines aan het vergelijken. Nog een belangrijk detail: de console zou Sony's eigen blu-rays ondersteunen, wat later in dit artikel nog relevant wordt.
Alsof al dat consolegeweld van Sony en Microsoft nog niet genoeg was, kwam er in diezelfde maand nog een klein gamebedrijfje op de proppen met een nieuwe console. Een bedrijfje genaamd Nintendo onthulde tijdens de E3 de codenaam Revolution. Nu is het je vergeven als die naam geen belletje doet rinkelen, want een klein jaar later werd het apparaat officieel onthuld als de Nintendo Wii. Dat was in 2005 nog niet duidelijk. Tweakers sprak toen nog van een console die achterwaards compatibel was met GameCube-games en 'draadloze controllers' zou krijgen. Niemand had toen enig idee dat Nintendo het had over een daadwerkelijk revolutionaire console die met bewegingscontrollers bestuurd zou worden. De Wii zou na de PlayStation en PlayStation 2 de bestverkochte non-handheldconsole van die tijd worden.
Naast de relatief impliciete concurrentiestrijd tussen Sony en Microsoft, was er ook een heel nadrukkelijke strijd gaande in de wereld van mediadisks. Ook hierbij was Sony betrokken, recht tegenover landgenoot Toshiba. De twee bedrijven werkten allebei aan een opvolger van de 'digital versatile disk', ofwel dvd. Ogenschijnlijk hadden de partijen geleerd van voorgaande 'formatoorlogen', waaronder die tussen VHS en Betamax en de dvd+r en dvd-r. Dergelijke concurrentiestrijd kost namelijk bakken met geld.

Om dat te voorkomen gingen Toshiba en Sony aan tafel zitten om een gezamenlijke opvolger voor de dvd te bedenken. Toshiba had de niet zo creatief genaamde hd-dvd en Sony de blu-ray. Het plan was om de beste aspecten van die technologieën te combineren. Overleg over de dvd-opvolger liep naar verluidt meermaals stuk en werd uiteindelijk geëscaleerd naar de topmannen van Sony en Toshiba.
Nu is het in onze Terug in de Tijd-rubriek de bedoeling dat we de afloop van de ontwikkelingen van weleer bespreken. Maar als je naar de twee kanshebbers kijkt, zal de een je waarschijnlijk heel erg bekend voorkomen, terwijl de ander in de vergetelheid raakte. De bedrijven brachten rond dezelfde tijd in 2006 een mediaspeler op basis van het eigen diskformaat uit. De aankondiging van de PlayStation 3 en diens blu-rayspeler gaf Sony echter een voorsprong.
Dat duurde een ruim jaar, maar de aankondiging van Warner Bros. om voortaan alleen films in blu-ray uit te brengen deed Toshiba's dvd-formaat de das om. Het bedrijf stopte een maand na de aankondiging van de filmstudio met de ondersteuning van de hd-dvd, want zoals gezegd: een formatoorlog kost bakken met geld. Zeker als je de strijd uiteindelijk verliest.
15 jaar geleden: Extra betalen voor tweedehandsgames, Streetview steelt je data en Spotify komt naar Nederland
Stel je voor: je koopt een tweedehandsgame via Vraag & Aanbod, stopt de schijf in je console en … het spel vraagt je nóg een keer te betalen. Tenminste, als je online wilt spelen. Spelers van EA Sports-games konden vijftien jaar geleden hiermee geconfronteerd worden. Toen introduceerde Electronic Arts namelijk de Online Pass.
Het idee was dat je bij aanschaf van een game een gratis Pass kreeg, die gekoppeld werd aan je Xbox Live- of PSN-account. Als je het spel voor het eerst kocht, kon je zo de online functies gebruiken. Kocht je het spel tweedehands? Dan moest je een tientje dokken om ook die online functies te kunnen gebruiken. Het systeem was bedacht voor de 2011-sportgames van EA, zoals FIFA, Tiger Woods PGA Tour en Madden. Later kwamen ook andere games ervoor 'in aanmerking', zoals Dragon Age 2 en Need for Speed: The Run.
:strip_exif()/i/2000802208.jpeg?f=imagenormal)
Het concept had wel wat op- en aanmerkingen. Los van de te verwachten reacties van consumenten bleken die onlinepassen ook houdbaarheidsdata te hebben. Kocht je Dragon Age 2 een jaar na launch nieuw uit de budgetbak, dan moest je dus alsnog tien euro extra betalen om de onlinefuncties te kunnen spelen. Of je stuurde een e-mailtje naar EA's klantenservice, want dan kreeg je kosteloos een nieuwe pas.
Andere gamemakers als Activision en Ubisoft vonden het kennelijk een goed plan: zij kwamen later met eigen versies van de Online Pass. Toch stopte EA zelf er in 2013 mee. Het bedrijf zei te luisteren naar feedback van klanten: die waren niet bepaald blij met het systeem. De codes waren dus niet langer nodig, ook niet op oudere games. Inmiddels is het hele concept verdwenen uit de gamewereld, dus kan er nog steeds online gegamed worden met tweedehandsgames, zolang spellen nog op schijfjes uitkomen en dus tweedehands verhandeld kunnen worden natuurlijk.
Vijftien jaar geleden waren navigatieapparaten als TomToms nog overal te vinden, maar tegenwoordig zijn die doosjes ingehaald door ingebouwde systemen in auto's en losse telefoons met diensten als Google Maps. Googles kaartendienst ondersteunt inmiddels (bijna) vijftien jaar lang gratis navigatie in Nederland. Het leek erop dat die gratis navigatie er in mei 2010 aan zou komen, maar Google bleek in de praktijk nét iets langer nodig te hebben: de gratis dienst kwam 'pas' in juni uit.
Desondanks kwam het Google goed uit dat de aankondiging van gratis navigatie in mei uitlekte. Het bedrijf lag toen onder vuur voor een ander onderdeel van Maps: Streetview. Voor Streetview rijden Google-auto's rond die continu afbeeldingen maken van de omgeving en daarbij ook informatie van onbeveiligde wifinetwerken verzamelen. Het gaat dan om ssid's en macadressen om te kunnen bepalen waar de auto zich ongeveer bevindt.
In mei 2010 bleek alleen dat de Streetview-auto's iets meer verzamelden dan bekend. Ze verzamelden ook zogenoemde payload data, ofwel data die door de gebruiker over het netwerk wordt verzonden: denk hierbij aan bezochte webpagina's. Verschillende Europese toezichthouders besloten hierop Google te onderzoeken. Het bedrijf hield daarop wereldwijd de Streetview-auto's binnen en bouwde ze om, zodat ze niet langer de privégegevens zouden verzamelen.
Uiteindelijk werd het bedrijf hier ook voor beboet, zoals door de Franse privacywaakhond CNIL. Deze wilde 100.000 euro van het techbedrijf zien. Google bleef aangeven dat het om een fout ging, maar het ging hier wel om een pijnlijke, eentje die het vertrouwen in het bedrijf geen goed zal hebben gedaan.
Vijftien jaar geleden gebeurden er ook leuke dingen in Nederland, de komst van Spotify bijvoorbeeld. Natuurlijk zal niet iedereen blij zijn met de komst van de streamingdienst - muziekartiesten, om een voorbeeld te noemen - maar voor de gemiddelde consument was het een unieke manier om eenvoudig (en legaal) onbeperkt naar alle muziek te luisteren die je maar wilt. De dienst kwam vijftien jaar geleden voor het eerst uit in Nederland.
Daarmee was Nederland het zevende land, na bijvoorbeeld Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Destijds had de dienst drie soorten accounts: Premium, Unlimited en Open. Deze laatste was gratis en gaf maximaal twintig uur muziek per maand. Unlimited was onbeperkt, advertentieloos en kostte 4,99 euro per maand. Voor 9,99 euro per maand was er Premium, dat daarbovenop nog mobiele en offline toegang aanbood. Belgen moesten nog anderhalf jaar wachten voor ze toegang kregen tot de dienst.
In de loop der jaren is er natuurlijk van alles veranderd aan de Spotify-abo's. Het Unlimited-abonnement bestaat al even niet meer en gratis accounts hebben geen speeltijdbeperkingen meer, maar gebruikers daarvan kunnen nu niet kiezen welk specifiek nummer ze afspelen. Wat jarenlang hetzelfde bleef, was de prijs. Tot 2023, toen Premium een euro per maand duurder werd. Inmiddels heeft het bedrijf de prijsverhogingssmaak echter te pakken: afgelopen april ging de prijs van dat Premium-abonnement met 1 (België) tot 2 euro (Nederland) omhoog. Natuurlijk is dat niets in vergelijking met de inflatie, maar in tegenstelling tot 15 jaar geleden heeft de Zweedse muziekdienst nu wél concurrentie. Apple Music, Tidal, YouTube Music … Spotify is nu nog het grootst, maar als concurrenten significant goedkoper zijn, hoeft dat natuurlijk niet altijd zo te blijven.
Naam | Premium Individual | Premium Duo | Premium Family | Premium Student |
Aantal accounts | 1 account | 2 accounts | 6 accounts | 1 account |
Oude prijs | 10,99 euro | 14,99 euro | 17,99 euro | 5,99 euro |
Prijs per 1 april | NL: 12,99 euro BE: 11,99 euro |
NL: 17,99 euro BE: 16,99 euro |
NL: 21,99 euro BE: 20,99 euro |
6,99 euro |
10 jaar geleden: het duurste ict-project (tot dan toe), weinig cloud maar veel telefoongebruik
In deze artikelreeks kijken we graag terug op nieuws uit het verleden, maar sommige dingen veranderen natuurlijk nooit: dure ict-projecten bij de Nederlandse overheid bijvoorbeeld. In mei 2015 leek het erop dat de overheid zou stoppen met het duurste ict-project dat het tot dan toe had opgezet. Dat was een systeem voor enterprise resource planning dat ook wel Speer werd genoemd. Met die software 'werkte Defensie aan de verbetering van haar financiële en materieel-logistieke processen'. Het ministerie van Defensie ontkende dat het ging stoppen met het project en dat het onderdelen ervan zou doorontwikkelen. Dat gebeurde uiteindelijk ook wel, blijkt uit het Rijks ICT-dashboard, maar de kosten ervan liepen erg uit de klauwen.
In 2002 werden de kosten van het project aanvankelijk geschat op 185 miljoen euro, maar de uiteindelijke kosten staan op officieel 433 miljoen euro. Volgens een rapport van de Algemene Rekenkamer zouden die kosten mogelijk zelfs dubbel zo hoog uitvallen. Het is een enorm duur project, al zijn er in de afgelopen jaren inmiddels veel meer duurdere ict-projecten bij gekomen. Het duurste project is bijvoorbeeld de ontwikkeling van het European Rail Traffic Management System, wat inmiddels tegen de 2,9 miljard euro aanloopt. Zo bezien viel het debacle uit 2015 nog wel mee.
Nog zoiets dat tien jaar geleden minder groot was dan nu: het Nederlandse cloudgebruik. In 2025 is het bijna ondenkbaar dat je geen clouddiensten gebruikt, maar in 2015 gebruikte slechts een op de drie Nederlanders 'opslagdiensten op internet'. Dat bleek toen uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat de cloud nog fijntjes 'in feite een datacenter' noemde. In dat jaar gebruikte 33 procent van de Nederlanders actief clouddiensten, voornamelijk om foto's op te slaan. "Daarnaast slaan internetgebruikers ook vooral tekstbestanden, spreadsheets en presentaties op in de cloud. Onder internetgebruikers in de EU is dit gemiddeld 15 procent, in Nederland 23 procent", schreef het CBS. Inmiddels voert het statistiekenbureau dergelijk onderzoek niet meer uit. Misschien ook niet zo erg, want tja, hoeveel Nederlanders gebruiken er nu géén cloudopslag?
In mei van 2015 kwam ook de eerste stabiele release uit van programmeertaal Rust. Mozilla Research, onderdeel van het internetbedrijf achter Firefox, bracht toen Rust 1.0 uit. Versie 1.1 was er toen overigens ook al, maar dan nog als bèta. Rust is een programmeertaal die vooral gericht is op efficiëntie en veiligheid; de taal is met name goed in het voorkomen van geheugenproblemen. Rust is nog lang niet af en zit nog steeds op de 1.x-versie. De recentste versie is 1.87.0. De taal wordt op steeds meer plekken ingezet.
Dat niet alleen de wereld van technologie, maar ook die van politiek zich moeilijk laat voorspellen, bleek in de afgelopen tien jaar rondom het gebruik van telefoons op de fiets. Want, zei toenmalig minister van Infrastructuur en Milieu Melanie Schultz van Haegen tien jaar geleden tegen de Tweede Kamer: bellen en berichten sturen op de fiets zou niet verboden worden. De minister had onderzoek laten doen, maar kwam tot de conclusie dat zo'n verbod 'niet of erg moeilijk te handhaven zou zijn'. De minister zag daarom weinig heil in een verbod en meer in voorlichtingscampagnes. Toegegeven: Van Haegens brief aan de Tweede Kamer was geen harde belofte, maar het was toch wel een onaangename verrassing toen in juli 2019 alsnog een smartphoneverbod op de fiets van kracht werd. En met succes: de politie deelde in de eerste twee maanden na het verbod meer dan 9000 boetes uit voor dat vergrijp.
Redactie: Arnoud Wokke, Tijs Hofmans, Hayte Hugo, Yannick Spinner Eindredactie: Marger Verschuur