Dat was even schrikken in mei 1990, enkele weken nadat de Hubble-telescoop was gelanceerd. De eerste foto's hadden minimaal tot een klein feestje moeten leiden, maar er was allerminst sprake van een feeststemming. Hubble had geen prachtige vergezichten met haarscherpe sterren of kleurige nevels geschoten; de scherpte van bepaalde afbeeldingen van minder heldere, verre objecten viel nogal tegen, waarbij bijvoorbeeld het licht van een ster als het ware over een veel grotere radius was uitgesmeerd dan normaal het geval zou zijn geweest. Door middel van reparaties en het aanbrengen van een corrigerende spiegel werd dit euvel verholpen, maar tot die tijd zullen de verantwoordelijken ongetwijfeld regelmatig door de stress hun tanden in hun nagels hebben gezet.
Het echte, ultieme billenknijpmoment, waarbij de stress over de disfunctionerende Hubble-telescoop bijna in het niet zal vallen, komt echter pas op 30 maart 2021. Dan moet na jaren van vertraging de opvolger van Hubble de ruimte ingaan: de James Webb-ruimtetelescoop. Alleen al door de complexiteit van het bereiken van de positie in de ruimte, de extreme omstandigheden waarmee het ruimtevaartuig te maken krijgt en de vraag of de speciale uitklapmechanismen voor de spiegel en het zonneschild wel werken, maken dat Webb misschien wel het interessantste ruimtevaartproject tot nu toe is, al was het maar omdat de peperdure Webb het mogelijk maakt om verder in de ruimte en dus het verleden te kijken dan ooit tevoren.
De planning
Eigenlijk had de James Webb-telescoop al jaren geleden de ruimte in moeten gaan, maar zoals wel vaker bij dure, complexe, wetenschappelijke ruimtevaartprojecten was sprake van veel uitstel en een beduidend langere ontwikkeltijd. Oorspronkelijk moest de telescoop al in 2007 worden gelanceerd, of in ieder geval tussen 2007 en 2011. Die periode bleek veel te optimistisch; er werd uiteindelijk een lanceervenster ingesteld van maart tot juni 2019. Het leek de goede kant uit te gaan voor een lancering in 2019. Alle benodigde hardware was in maart dit jaar compleet en tests wezen uit dat de verschillende systemen aan de eisen voldeden. Eerder had de telescoop ook al enkele tests en een keuring na een maandenlang verblijf in extreme kou doorstaan; in de ruimte opereert de telescoop bij -233 graden Celsius.
Helaas was er ook slecht nieuws. Het Amerikaanse Government Accountability Office meldde in een rapport dat het integreren van de verschillende onderdelen meer tijd in beslag neemt. Ook ontdekte vliegtuigbouwer Northrop Grumman, de hoofdaannemer die door de NASA is gecontracteerd voor de bouw van de telescoop, dat er door menselijke fouten verschillende tears zaten in de membraanlagen van het zo belangrijke zonneschild van James Webb. Dit is te repareren, maar kost wel weer meer tijd, ook doordat Northrop Grumman een ontwerpmodificatie doorvoert om dit euvel in de toekomst te voorkomen.
In 2017 waren er al problemen geconstateerd in het aandrijfsysteem: acht van de zestien ventielen in de thrustermodules bleken te lekken. Dat werd waarschijnlijk veroorzaakt doordat de sluitringen om de ventielen door corrosie waren aangetast, als gevolg van een verkeerd oplosmiddel voor het schoonmaken. Alle modules werden teruggestuurd naar de fabrikant voor refurbishment. De thrusters kwamen na reparatie terug, maar het weer integreren ervan vormde een aanzienlijke uitdaging door bijvoorbeeld de nabijheid van elektronica. Al met al genoeg reden voor de NASA om de lancering uit te stellen tot mei 2020.
Er volgde meer slecht nieuws. In mei dit jaar zei Greg Robinson, de programmadirecteur van het James Webb-project van de NASA, dat na een onafhankelijk onderzoek is ontdekt dat enkele schroeven en sluitringen zijn losgekomen, waarbij sommige exemplaren in het ruimtevaartuig terecht zijn gekomen en nog niet zijn teruggevonden. Robinson dacht eerst nog dat dit niet tot extra vertraging zou hoeven leiden, maar eind juni besloot de NASA toch om het lanceervenster weer op te schuiven, naar 30 maart 2021.
Het Government Accountability Office was in het eerdergenoemde rapport behoorlijk kritisch op Northrop Grumman. Het bedrijf zou nog allerlei issues hebben wat de integratie van hardware betreft en er moeten nog de nodige hardware- en softwarerisico's worden ingedamd. De instantie zegt in het rapport dat de vliegtuigbouwer 'te optimistisch' is geweest met de planning.
Wat dit alles doet met de totale kosten van het project laat zich raden. Oorspronkelijk werden die geraamd op ongeveer een half miljard dollar. Inmiddels is dat opgelopen naar 8,8 miljard dollar voor alleen al de ontwikkeling van de telescoop. Inclusief alle andere kosten, zoals die voor de lancering en geld dat nodig is om het apparaat minimaal vijf jaar operationeel te houden in de ruimte, komt het totale bedrag naar schatting uit op 9,6 miljard dollar. Dat is hoger dan het maximumbedrag van 8,8 miljard dollar dat het Amerikaanse Congres aan het project had toegekend. Een overschrijding is dus zeer waarschijnlijk en dat betekent dat het Congres extra fondsen moet goedkeuren.
James Webb-origami: de spiegel en het zonneschild
Als Hubble en James Webb naast elkaar worden gezet, lijkt eerstgenoemde gewoon een reguliere telescoop die in de ruimte is losgelaten. James Webb daarentegen ziet er totaal anders uit en lijkt nog het meest op een van de gevechtsvaartuigen van de aliens uit de film Independence Day. Dit komt mede doordat James Webb een open ontwerp is, terwijl dat bij Hubble niet het geval is. De spiegel van James Webb bevindt zich aan de buitenkant van het vaartuig, op het uit vijf lagen bestaande zonneschild. De grote goudkleurige spiegel en het zonneschild zijn de twee kenmerkende componenten van James Webb. Ze zijn cruciaal voor het functioneren van de telescoop en wat het ontwerp betreft buitengewoon complex, doordat beide onderdelen ingeklapt zijn tijdens de lancering met de Ariane 5-raket en pas op de juiste positie in de ruimte worden uitgeklapt.
Omdat bij James Webb alles draait om infraroodlicht, is het essentieel dat de telescoop in heel koude omstandigheden zijn werk kan doen. Door het zonneschild is het aan de onderkant van het ruimtevaartuig 85 graden Celsius, terwijl het aan de andere kant, daar waar de spiegel en de instrumenten zich bevinden, meer dan 300 graden kouder is. Door het zonneschild kan een temperatuur worden bereikt van lager dan -223 graden Celsius, doordat de hitte passief de ruimte in wordt gestraald. Het zonneschild zorgt niet alleen, als ware het een parasol, voor lagere temperaturen, het levert ook een stabiele thermische omgeving op, zodat de correcte uitlijning van de spiegelsegmenten niet verandert als de telescoop zich op de zon richt. Dankzij het open ontwerp van James Webb kan de hitte die vrijkomt van de instrumenten, snel haar weg naar de ruimte vinden, zodat de telescoop zelf koel blijft.
Het zonneschild bestaat uit vijf lagen, omdat zo de hitte per laag wordt afgevoerd, zodat elke volgende laag naar de binnenkant toe koeler is dan de vorige laag. Het vacuüm tussen elke laag helpt daarbij. Bij een geheel zonder verschillende lagen zou meer hitte van de zon worden doorgegeven. Het schild bestaat uit Kapton, dat heel goed bestand is tegen hoge temperaturen en stabiel is tussen -269 en 400 graden Celsius. Daarnaast is elke laag voorzien van een aluminium coating. De twee buitenste lagen hebben een coating van gedoteerd silicium om de hitte zo goed mogelijk te kunnen reflecteren.
De spiegel heeft een diameter van 6,5m en is niet één geheel, maar bestaat uit achttien hexagons. De twaalf middelste segmenten zitten in een vaste structuur, waarbij er twee 'vleugels' zijn die elk de drie buitenste hexagons aan de linker- en rechterkant bevatten. Eenmaal in de ruimte buigen de vleugels langzaam naar de twaalf hexagons toe, zodat het een geheel wordt. Dit complexe ontwerp was noodzakelijk, omdat het geheel anders niet in de fairing of neuskegel van de Ariane 5-raket zou passen. Het uitklappen van deze primaire spiegel wordt voorafgegaan door het in positie brengen van de secundaire spiegel, die tegenover de primaire wordt gepositioneerd.
De hexagons zijn gemaakt zijn van beryllium. Dit is een relatief zeldzaam metaal dat op aarde wordt gevonden in smaragden. Via chemische reacties met andere elementen wordt het bruikbaar voor industrieel gebruik, bijvoorbeeld in de luchtvaartsector, maar ook in smartphones. Het element wordt ook gewonnen uit de mineralen bertrandiet en beril of via elektrolyse van een mengsel van berylliumchloride en natriumchloride. Beryllium heeft een hoog smeltpunt en is een licht metaal, zodat het totale gewicht van James Webb binnen de gewichtslimieten van de Ariane 5-raket blijft. Daarnaast blijft het zelfs bij temperaturen van -240 graden Celsius stabiel. De segmenten krijgen ook een gouden coating om de infraroodcapaciteit te verhogen.
Waar komt James Webb precies te hangen in de ruimte?
De Hubble-telescoop bevindt zich in een baan om de aarde, op een hoogte van pakweg 540km. Daarmee heeft het ding geen last van verstoring door de atmosfeer. Bovendien is de telescoop op deze hoogte nog binnen bereik voor eventuele reparaties of het vervangen van spiegels, zoals bij Hubble al meer dan eens is gedaan. Toch is voor James Webb niet gekozen voor een vergelijkbare positie.
James Webb wordt gepositioneerd nabij het zogeheten tweede Lagrange-punt, of L2. Het ruimtevaartuig zal in een baan om de zon worden gebracht op een afstand van 1,5 miljoen kilometer van de aarde. Op dit punt blijft de telescoop in lijn met de aarde terwijl hij om de zon beweegt. Op L2 zijn de zwaartekracht van de aarde en die van zon met elkaar in balans. Dat maakt dat James Webb zich altijd op dezelfde relatieve positie ten opzichte van de aarde bevindt. Daardoor kan het zonneschild de telescoop goed beschermen tegen het licht en de hitte van zon, aarde en maan.
De positie bij L2 is niet volledig stabiel, maar de zwaartekracht van de aarde en de zon heffen elkaar in grote mate op, waardoor slechts een kleine raketmotor nodig is om James Webb in een baan om L2 te houden. Deze baan voorkomt ook dat het ruimtevaartuig in de schaduw van de aarde of maan terechtkomt. Daardoor is voortdurend een onbelemmerde blik op het heelal mogelijk, zodat de wetenschappelijke taken zonder onderbreking kunnen worden uitgevoerd. L2 heeft dus veel voordelen, maar er is een groot nadeel: je komt er niet zomaar. De Hubble was te repareren, maar bij James Webb is dat bijna onmogelijk. Dus als er iets misgaat, bijvoorbeeld het in positie brengen van de spiegelsegmenten, dan kan alles voor niets zijn geweest.
Om op L2 te komen wordt gebruikgemaakt van de Ariane 5-raket van de ESA, die vanaf Kourou in Frans-Guyana wordt gelanceerd. James Webb is wat de constructie met de inklapbare onderdelen betreft zo gebouwd dat hij precies in de fairing van de raket past. Ariane 5 heeft een vrij indrukwekkende staat van dienst. Dat heeft ongetwijfeld meegespeeld met NASA's keuze voor de Europese raket, al waren er in de beginfase van de ontwikkeling van James Webb weinig andere westerse opties. Zo was de Delta IV Heavy pas in 2004 operationeel.
De weg naar L2 is bepaald geen kwestie van de autopiloot aanzetten en onbezorgd een rechte lijn volgen. Tijdens de route naar L2 moeten vaak koerscorrecties worden uitgevoerd, manoeuvres waarmee tijdens de burn van de tweede rakettrap delen van de telescoop tegen de zon worden beschermd, en allerlei momenten waarop onderdelen van de telescoop worden uitgeklapt of in positie worden gebracht. En er volgt na pakweg dertig dagen nog een koerscorrectie om de telescoop in een baan om L2 te brengen. Daarna volgen maanden van onder meer testen en kalibraties voordat James Webb, zes maanden na vertrek, helemaal klaar is voor gebruik.
Een 'gat in de markt': infrarood licht
Waarom hebben we de James Webb-telescoop eigenlijk nodig als de nog steeds functionele Hubble-telescoop en de deels operationele Spitzer Space Telescope nog altijd al in de ruimte hangen, aangevuld met bijvoorbeeld de gloednieuwe 'exoplaneetspeurder' TESS? En ESA droeg tot 2013 ook nog een steentje bij met ruimtetelescoop Herschel. Daarbij worden de telescopen die zich op aarde bevinden, ook steeds krachtiger en beter, zoals de in aanbouw zijnde Extremely Large Telescope. Genoeg telescopen en ruimtetelescopen dus, zou je zeggen.
James Webb is in staat om min of meer een gat in de markt op te vullen. Dat heeft deels te maken met de steeds geavanceerdere technologie die kan worden gebruikt. Hubble stamt uit 1990. Bovendien is James Webb veel meer dan een soort Hubble 2.0. In plaats van een incrementele upgrade in de vorm van gevoeligere, modernere apparatuur is James Webb een totaal ander ruimtevaartuig, dat zich ook nog eens gaat richten op een gebied waar Hubble en veel andere telescopen niet of slechts deels naar hebben gekeken.
Het sleutelwoord daarbij is infrarood. De Hubble-telescoop is ontworpen om te kijken naar golflengten in het ultraviolette, zichtbare en nabij-infrarode spectrum. Het totale infraroodgedeelte van het elektromagnetisch spectrum gaat van ongeveer 0,75 tot enkele honderden micrometers. Daarbinnen kan Hubble slechts van 0,8 tot 2,5μm waarnemen. De in 2021 te lanceren opvolger gaat zich veel meer richten op de grotere golflengten: tussen de 0,6 en 28μm. Dat betekent dat James Webbs instrumenten voornamelijk opereren in het infraroodbereik van het spectrum, met ook nog enige capaciteit in het zichtbare deel, vooral de golflengten voor rood en geel.
Infrarood licht is in principe niet nodig voor bijvoorbeeld het bestuderen of zien van de dichtstbijzijnde sterrenstelsels, zoals de Andromedanevel. De spiraalvormige Andromedanevel is de buurman van ons Melkwegstelsel en bevindt zich op een afstand van 2,5 miljoen lichtjaar, voor kosmische begrippen is dat onze achtertuin. Met een gemiddelde spiegelreflex- of systeemcamera en liefst een enigszins lichtsterk objectief kan de Andromedanevel vanaf een nachtelijke plek zonder de in Nederland en België veel aanwezige lichtvervuiling al goed worden vastgelegd. Daarvoor is geen aangepaste, voor infrarode straling gemodificeerde dslr nodig.
Een voorbeeld van zo'n aangepaste camera is de Canon EOS 60Da, die door een aangepast infraroodfilter veel meer licht van de zogeheten waterstof-alfagolflengte van 656,3nm kan weergeven. Liefhebbers van astrofotografie passen soms eigenhandig hun camera's aan, zoals Canon bij het genoemde model ook doet. Dit wordt gedaan omdat de cmos-sensors, die doorgaans bij fotocamera's worden gebruikt, filters hebben om infrarood en het grootste deel van het ultraviolette licht te blokkeren. Zonder die filters zouden reguliere foto's er al snel onnatuurlijk uitzien, gelet op wat onze ogen kunnen waarnemen. Als de camera echter 's nachts op de hemel wordt gericht, werkt het infraroodfilter juist averechts, omdat veel diep in het heelal gelegen objecten juist licht uitstralen op grotere, dieprode golflengten. Vooral grote wolken van geïoniseerd waterstofgas zenden licht uit op de zogeheten waterstof-alfagolflengte van 656,3nm. Dat licht wordt normaal gesproken grotendeels geblokkeerd, maar de gemodificeerde camera's kunnen juist veel meer licht van deze golflengte opvangen.
De dichtbij gelegen Andromedanevel kan prima bestudeerd worden met licht van het zichtbare spectrum, maar dat geldt niet voor de eerste sterren die zijn gevormd na de oerknal. In 1927 beschreef de Belgische priester Georges Lemaître op basis van Einsteins algemene relativiteitstheorie dat het heelal uitdijt. De ruimte tussen objecten zet uit, waardoor objecten als sterrenstelsels steeds verder bij elkaar vandaan bewegen, hoewel de Andromedanevel en het Melkwegstelsel juist steeds dichter naar elkaar toe bewegen.
In 1929 ontdekte Edwin Hubble, naar wie de gelijknamige telescoop is vernoemd, dat er een verband is tussen de zogeheten roodverschuiving van sterrenstelsels en hun afstand tot de aarde, waarmee de uitdijing van het heelal aannemelijk werd gemaakt. Hubble beschreef het fenomeen roodverschuiving, dat zich voordoet bij objecten die zich bij ons vandaan bewegen. Als de materie in de ruimte uitdijt, wordt ook het licht uitgerekt, waarmee dat naar grotere golflengten verschuift. Dat betekent dat verre objecten nauwelijks of niet meer zichtbaar kunnen zijn op zichtbare golflengten, omdat de golflengten van het licht groter zijn geworden en dus naar het infraroodgedeelte van het spectrum zijn verschoven. En daar speelt James Webb specifiek op in.
De 'Pilaren der Creatie' uit de Adelaarsnevel, links met 'zichtbaar' licht afgebeeld en daarnaast met infraroodlicht
Een andere reden waarom de telescoop specifiek is ingericht op het opvangen van infraroodlicht, is dat nevels en gaswolken onder andere bestaan uit stof, dat het zichtbare licht absorbeert. Dit deel van het spectrum komt niet of met moeite door nevels heen, terwijl infraroodlicht uit deze gebieden wel in staat is om door het stof heen te prikken. James Webb kan straks als geen ander dit infraroodlicht opvangen en daarmee veel meer sterren onthullen, bekijken waar deze nevels precies uit bestaan en ook de minder heldere, koelere objecten detecteren. Nevels zijn interessant om te bestuderen, omdat ze vaak worden beschouwd als de geboorteplaats van sterren.
/i/2002129689.jpeg?f=imagenormal)
Doelen en instrumenten
Allereerst moet James Webb speuren naar het eerste licht dat ontstond na de oerknal, toen deeltjes als elektronen, neutronen en protonen zich gingen combineren. Dat gebeurde pas nadat het ontstane universum voldoende was afgekoeld. Daarbij moet de telescoop gaan bestuderen wat er gebeurde nadat de eerste sterren waren gevormd. Ten tweede moet James Webb gaan kijken naar de oudste sterrenstelsels, zodat we meer te weten komen over hoe sterrenstelsels zich vormen en ontwikkelen. Een derde doel voor het ruimtevaartuig is kijken naar nevels en de sterren die daarin ontstaan. Tot slot is het de bedoeling dat James Webb met de ingebouwde spectrometer onderzoekt waaruit de atmosfeer van eerder ontdekte exoplaneten bestaat. Mede dankzij de Kepler-ruimtetelescoop zijn er al heel wat exoplaneten ontdekt en dat aantal zal met de onlangs geactiveerde TESS alleen maar toenemen. Die kunnen door James Webb worden onderzocht, om te kijken welke elementen er voorkomen in de atmosfeer en of er daarmee potentiële kandidaten zijn waarop eventueel leven mogelijk is.
Om deze taken goed uit te voeren, heeft James Webb een viertal belangrijke instrumenten aan boord. Allereerst is er de Near-Infrared Camera. Deze camera, gemaakt door de Universiteit van Arizona en vliegtuigbouwer Lockheed Martin, moet licht detecteren van sterren in nabije sterrenstelsels, onze Melkweg en objecten in de Kuipergordel, maar ook licht oppikken van sterren en sterrenstelsels die al vroeg na het ontstaan van het universum zijn gevormd. De camera is voorzien van coronagrafen, zodat het licht van de helderste objecten wordt geblokkeerd, waardoor objecten die minder helder zijn, zoals planeten, zichtbaar worden.
Daarnaast bevat James Webb de Near-Infrared Spectrograph, een spectrograaf van de ESA waarin onderdelen van de NASA zijn verwerkt. Dit instrument zal honderd objecten gelijktijdig volgen, zodat tijdens de vijfjarige missie duizenden sterrenstelsels kunnen worden bestudeerd. Het is de eerste spectrograaf die gelijktijdig verschillende objecten kan volgen, waarvoor technici van de NASA een nieuw microsluitersysteem hebben ontworpen. De sluiter bestaat uit cellen die onafhankelijk van elkaar kunnen worden geopend of gesloten, om een bepaald deel van de hemel te bekijken of juist niet. Omdat de objecten die worden bestudeerd, zo ver weg staan, is het van belang om het licht van in de nabijheid gelegen heldere objecten te blokkeren. Door het microsluitersysteem is dit vrij goed mogelijk. De spectrograaf maakt een spectrum van het binnenkomende licht van een object en met een analyse hiervan kan iets gezegd worden over de fysieke eigenschappen van het object, zoals de temperatuur, massa en chemische samenstelling.
Het Mid-Infrared Instrument bestaat uit een camera en een spectrograaf en moet de traditie van Hubble voortzetten door spectaculaire afbeeldingen te maken van bijvoorbeeld nevels. Het instrument is in staat om golflengten van 5 tot 28μm te detecteren, waardoor het roodverschoven licht van verre sterrenstelsels kan worden waargenomen. De beeldhoek van de camera is breder dan die van Hubble en door het veel grotere bereik in het midden van het infraroodbereik moet het instrument ook meer eigenschappen van de verre objecten in beeld kunnen brengen. Dit is het enige instrument dat niet passief wordt gekoeld, maar een eigen cryokoelingssysteem heeft. Hierdoor kan het opereren in een temperatuur van -266 graden Celsius.
/i/2002129725.jpeg?f=imagenormal)
Tot slot is er de Fine Guidance Sensor/Near InfraRed Imager and Slitless Spectrograph. De Fine Guidance Sensor zorgt ervoor dat de telescoop heel precies kan worden gericht op objecten, zodat er afbeeldingen van hoge kwaliteit kunnen worden gemaakt. Het andere deel van het gecombineerde instrument, de Near Infrared Imager and Slitless Spectrograph, is bedoeld om het eerste licht op te pikken en exoplaneten te detecteren en in kaart te brengen.
Wie was James Webb eigenlijk?
Zoals de Hubble-telescoop is vernoemd naar een Amerikaanse astronoom, is dat ook het geval bij de James Webb-ruimtetelescoop. De in 1906 geboren en in 1992 overleden James E. Webb stond tussen 1961 en 1968 mede aan het hoofd van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA: bepaald geen saaie tijd. Dit is grotendeels de periode van het beroemde Apollo-programma, dat in 1969 de eerste mensen op de maan bracht.
De toenmalige Amerikaanse president John F. Kennedy zag het ruimteprogramma als een manier om als eerste natie een mens op de maan te laten lopen, maar volgens de NASA had Webb de opvatting dat het programma meer was dan alleen een politieke race om de Sovjet-Unie te snel af te zijn. Volgens Webb moest de NASA balanceren tussen mensen in de ruimte en wetenschappelijk onderzoek, omdat alleen die combinatie als een katalysator werkte voor het versterken de Amerikaanse universiteiten en de lucht- en ruimtevaartindustrie.
Webb had zitting in de raad van bestuur van de toenmalige vliegtuigbouwer McDonnell, het bedrijf dat in 1967 met concurrent Douglas fuseerde en als McDonnell Douglas in 1997 door Boeing werd ingelijfd. Toch vond hij zichzelf niet de geschiktste persoon voor de officiële functie van NASA Administrator. Webb vond het logischer om iemand aan te stellen die meer over raketwetenschap en de ruimte wist, maar Kennedy wilde hem graag aan het hoofd van de NASA hebben vanwege zijn politieke en managementervaring.
Mede door deze achtergrond stond de wetenschappelijke gemeenschap niet direct te springen bij de aanstelling van Webb, maar die sceptische houding veranderde snel. Enkele maanden voor de maanlanding in juli 1969 had de NASA al meer dan 75 wetenschappelijke ruimtemissies gelanceerd om de sterren, de zon en de ruimte boven onze eigen aardse atmosfeer te bestuderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om ruimtetelescopen, zoals die van het Orbiting Solar Observatory, het programma waarmee voornamelijk de zon werd bestudeerd. Ook werden tijdens zijn aanstelling bij de NASA de eerste ruimtevaartuigen naar Mars en Venus gestuurd, en al in 1965 schreef hij dat de organisatie moest inzetten op een grote ruimtetelescoop, destijds Large Space Telescope genoemd.
Webb was naast zakenman en advocaat vooral een overheidsfunctionaris. Hij was tussen 1949 en 1952 staatssecretaris bij het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, onder president Harry Truman. Daarvoor was Webb directeur van het Office of Management and Budget, min of meer het Amerikaanse equivalent van de Nederlandse Rekenkamer of het Belgische Rekenhof.
Slot
Hoewel politici van de United States House Committee on Science, Space and Technology zich onlangs nog kritisch toonden, lijken ze vooralsnog akkoord te gaan met de laatste kostenoverschrijdingen van de James Webb-ruimtetelescoop. Of er ook definitief goedkeuring voor meer budget komt, is nog de vraag. In november zijn de Amerikaanse tussentijdse verkiezingen, dus kan het zomaar zijn dat eventuele witte rook pas daarna volgt, in 2019. Als er niet meer geld beschikbaar wordt gesteld, moet de NASA waarschijnlijk geld uit andere projecten naar James Webb overhevelen. Een 'slachtoffer' daarvan kan de Wide Field Infrared Survey Telescope worden, een project dat ook met kostenoverschrijdingen te maken heeft. Als het aan de regering van president Donald Trump ligt, komt er conform een budgetvoorstel voor 2019 toch al geen geld meer voor deze telescoop, die onder meer gebruikt moet worden om donkere energie te bestuderen.
Dan is er nog een ander potentieel probleem; het einde van versie 5 van de Ariane-raket komt in zicht. Alain Charmeau van de ArianeGroup heeft tegen Ars Technica gezegd dat Ariane 5 nog tot het einde van 2022 wordt gebruikt en dat dat eventueel nog verlengd kan worden tot in 2023. Het plan is echter om eind 2022 te stoppen met Ariane 5; deze raket wordt al in 2020 ingeruild voor de opvolger: Ariane 6. Dit is een modulaire raket die vooral is bedoeld om de kosten per lancering te halveren. Stel dat de lancering van James Webb in de komende jaren opnieuw wordt opgeschoven, van 2021 naar bijvoorbeeld 2022, dan is er weinig speling meer voordat Ariane 5 wordt opgedoekt. Met de nodige extra kosten kan de raket nog wel langer operationeel worden gehouden, maar Ariane 6 lijkt geen optie, omdat deze raket zich nog moet bewijzen wat bijvoorbeeld betrouwbaarheid betreft.
Als James Webb daadwerkelijk in 2021 wordt gelanceerd, zijn er nog veel zaken die kunnen misgaan. Als alles echter werkt zoals de bedoeling is, hebben de NASA, de ESA en de Canadese ruimtevaartorganisatie gezamenlijk een huzarenstukje afgeleverd. Een huzarenstukje dat waarschijnlijk slechts vijf jaar in stand blijft, maar in die periode wel zoveel data verzamelt dat astronomen en andere wetenschappers er nog decennialang plezier van zullen hebben.