De James Webb-ruimtetelescoop, die waarschijnlijk in de lente van 2019 wordt gelanceerd, blijkt tests van NASA-wetenschappers definitief goed te hebben doorstaan, nadat het apparaat in december 2017 uit een zeer koude vacuümkamer is gehaald.
Volgens Bill Ochs, een projectmanager van de James Webb-telescoop, is het uitlijnen van de achttien spiegelelementen van de primaire spiegel met de wetenschappelijke instrumenten geverifieerd, zo meldt CBS. Verder is de beeldkwaliteit succesvol getest en presteerde het apparaat correct in de extreme kou van ongeveer -250 graden Celsius.
Eind november maakte Ochs al bekend dat de telescoop de cryogene tests goed had doorstaan. De wetenschappers van het project hebben de optische telescoop en de integrated science instrument module in 2017 gedurende honderd dagen getest om er zeker van te zijn dat ze goed functioneren in de extreme kou en het vacuüm van de ruimte. Volgens Ochs is nu definitief geverifieerd dat de James Webb goed presteert in deze extreme omstandigheden.
In de ruimte opereert de telescoop bij -233 graden Celsius; de telescoop moet heel koud zijn, om het vage infrarode licht van verre ruimteobjecten te kunnen opvangen. Het zogeheten mid-infrared instrument, een spectrograaf die vooral het licht van warme exoplaneten analyseert, moet zelfs werken in -266 graden Celsius. Daarvoor is een speciaal koelsysteem geïnstalleerd.
De James Webb-ruimtetelescoop wordt niet zoals de Hubble in een baan om de aarde gebracht, maar juist in een baan om de zon, op een afstand van 1,5 miljoen kilometer van de aarde. Dit punt wordt ook wel het Lagrangepunt L2 genoemd. Op die plek blijft de telescoop uit de schaduw van de aarde en de maan. Het zonneschild blokkeert het licht en de hitte van zon, aarde en maan. Dat is nodig om de telescoop infrarood licht van verre objecten zo goed mogelijk te laten detecteren. Aan de voorkant van het zonnescherm is het overigens 85 graden Celsius, terwijl de telescoop aan de andere kant van het zonnescherm opereert in -233 graden Celsius.