Zonder voldoende laadpalen kopen minder mensen een elektrische auto, en zonder veel elektrische auto's willen laadpaalaanbieders niet veel palen plaatsen. Het is het klassieke kip-eiprobleem dat de overstap van fossiele brandstoffen naar accuelektrisch in de weg kan staan. Daarom werkt de Europese Unie al een paar jaar aan de afir: de alternative fuel infrastructure regulation, ofwel de verordening betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.
In een eerder achtergrondartikel hebben we het al kort over de afir gehad, maar nu zijn we weer een belangrijke stap dichter bij de implementatie van deze verordening. Toen ging het nog over de plannen van de Europese Commissie, sindsdien heeft het parlement er ook naar gekeken en hebben vertegenwoordigers van het parlement en de Europese Raad onlangs een voorlopige overeenkomst afgesloten. Sinds het eerste plan van de Europese Commissie is de verordening op een aantal punten aangepast, daarom wordt in dit artikel de verordening wat uitgebreider besproken. Dit artikel gaat over de precieze plannen binnen de afir, hoe deze verschillen van voorgaande plannen en hoe het er in de praktijk uit kan zien.
In dit artikel gaat het voornamelijk over laadpalen, maar de verordening gaat ook over andere vormen van alternatieve brandstoffen. De nieuwe wetgeving gaat namelijk een impact hebben op personenauto's en vrachtverkeer, maar ook op schepen, vliegtuigen en treinen. De EU wil met de afir ervoor zorgen dat de infrastructuur die nu nog voornamelijk gericht is op fossiele brandstoffen, wordt klaargestoomd voor de overstap naar schoner vervoer.
De belangrijkste en ingrijpendste plannen daarbij, zijn die voor elektrische auto's en laadpalen. De Europese Unie heeft concreet twee eisen bij laadpalen: per EV moet er een bepaald vermogen aan oplaadcapaciteit zijn in het land en langs belangrijke snelwegen moeten om de zoveel kilometer snellaadhubs ontstaan. Van deze twee punten zijn die snellaadhubs het concreetst.
Snellaadhubs langs belangrijke snelwegen
/i/2005701912.png?f=imagemedium)
zijn het corenetwerk, de dunne strepen zijn
het comprehensive netwerk.
Volgens het huidige plan moet er in beide richtingen per 60 kilometer een snellaadhub komen, met een bepaalde totaalcapaciteit en minimaal laadvermogen. De Europese Unie heeft het over het TEN-T-netwerk, ofwel het Trans-European Transport Network. Dit is een netwerk van spoorwegen, water- en luchtroutes, en wegen. Voor de snellaadhubs gaat het natuurlijk om het wegennet binnen TEN-T. Dat netwerk bestaat uit een core- en een comprehensive netwerk; van dat kernnetwerk eist de EU meer dan van het uitgebreide netwerk. Wat wel gelijk is, is de afstand; bij het comprehensive en het corenetwerk moet elke 60 kilometer in elke rijrichting een snellaadhub staan. Het is belangrijk hierbij te benadrukken dat dus niet elke snelweg per se onderdeel is van het TEN-T-netwerk en dat er dus niet langs elke Nederlandse snelweg om de zestig kilometer een snellaadhub moet komen.
Bij het corenetwerk wil de EU dat elke snellaadhub een totaalvermogen heeft van minstens 400kW en dat één laadpunt hiervan minimaal 150kW levert. Een exploitant zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om drie 100kW-snelladers en één 150kW-snellader te plaatsen om zo aan deze voorwaarde te kunnen voldoen. Deze doelstelling moet per 31 december 2025 zijn gehaald. Twee jaar later moet zo'n laadhub een capaciteit van minstens 600kW hebben, waarvan twee 150kW-laders.
Het is vooral bij deze snellaadhubs dat de Europese Commissie zijn zin heeft gekregen, boven het Europees Parlement. Het parlement wilde namelijk dat eind 2025 elke laadpool een totaalvermogen had van minstens 600kW en dat er minstens één 300kW-snellader zou staan. Het parlement wilde ook niet dat er een verschil zou komen tussen het uitgebreide en het kern-TEN-T-netwerk. Het 600kW-streven van 2027 is wel aangepast ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Aanvankelijk had de Europese Commissie hier namelijk 31 december 2030 als deadline. Het parlement noemde dezelfde deadline, maar wilde een minimale totale capaciteit van 900kW en twee 350kW-snelladers. Die hogere snelheden en capaciteit zijn er dus niet gekomen, maar dit deel van de verordening is wel wat naar voren gehaald.
Bij het uitgebreide TEN-T-netwerk noemde de Europese Commissie dezelfde capaciteit- en snellaadsnelheden als bij het kerndeel van het netwerk, al werd er toen over eind 2030 en eind 2035 gesproken. Die jaartallen staan nog steeds in het nieuwe plan, al is er een nieuw jaartal toegevoegd: 2027. Eind dat jaar moet vijftig procent van het uitgebreide TEN-T-netwerk elke 60km beschikken over 300kW-laadhubs, waar minstens één 150kW-snellaadpunt staat. Drie jaar later moet het hele uitgebreide TEN-T-netwerk beschikken over die laadhubs, met intervallen van 60km. Eind 2035 moeten die laadhubs minstens 600kW kunnen leveren, met twee 150kW-snelladers.
Datum | Kernnetwerk | Uitgebreide netwerk |
---|---|---|
31 december 2025 | Totale capaciteit van 400kW Minstens één 150kW-snellader |
N.v.t. |
31 december 2027 | Totale capaciteit van 600kW Minstens twee 150kW-snelladers |
Bij 50 procent van het netwerk: Totale capaciteit van 300kW Minstens één 150kW-snellader |
31 december 2030 | N.v.t. | Bij 100 procent van het netwerk: Totale capaciteit van 300kW Minstens één 150kW-snellader |
31 december 2035 | N.v.t. | Totale capaciteit van 600kW Minstens twee 150kW-snelladers |
Bij nieuwe snelladers komt ook de verplichting dat ze duidelijk vermelden hoeveel het kost om te laden. Exploitanten moeten deze informatie per kW, minuut of sessie tonen, afhankelijk van hoe de gebruiker betaalt. Daarbij moet het mogelijk worden om contactloos met bankpas te betalen, naast de al bestaande abonnementen, en moeten de nieuwe snelladers verlichting en een 112-knop krijgen. Zo moeten de snellaadstations veiliger worden, vooral 's nachts.
Laadpalen per stekkerauto's
Naast deze snellaadhubs, moet een lidstaat ook een bepaalde hoeveelheid vermogen per ingeschreven elektrische auto hebben. Een lidstaat moet per EV 1,3kW aan laadpalen hebben, bij plug-inhybrides ligt de eis op 0,8kW.
In Nederland reden begin dit jaar volgens de RDW 343.677 EV's. Op basis van de afir zouden alle laadpalen in Nederland voor dit aantal EV's een totale capaciteit van zo'n 44,7MW moeten hebben. Dit komt neer op ruim 20.300 22kW-, 8935 50kW-, bijna 2980 150kW- of bijna 1490 300kW-laadpalen.
Daarmee zijn er per elektrische auto meer laadpalen nodig dan in het aanvankelijke plan van de Europese Commissie, die 1kW per EV voorstelde. Tegelijkertijd is het plan eenvoudiger dan het alternatief dat het parlement voorstelde. Het Europees Parlement wilde namelijk dat de benodigde laadcapaciteit afhankelijk was van het aandeel EV's in het land. Hadden EV's een aandeel van minder dan 1 procent in de lidstaat, dan had die totale capaciteit bijvoorbeeld 2kW per EV moeten zijn. Tussen de 5 en 7,5 procent marktaandeel had het 1kW moeten zijn, boven de 7,5 procent had het 0,66kW moeten zijn.
De tweede aanpassing is dat er een zogenoemde sunset clause is ingebouwd. Komt het aandeel EV's en phev's binnen een lidstaat boven de 15 procent, dan mag die lidstaat de Europese Commissie vragen om deze eis van de hoeveelheid kW per auto te verlagen of zelfs te laten vallen. De vraag is echter in hoeverre de geëiste hoeveelheid kW per auto impact gaat hebben. In Nederland staan volgens de recentste cijfers van RVO 119.280 (semi)publieke laadpalen, exclusief snelladers. Zelfs als dit allemaal trage 7,4kW-laadpalen zijn, dan zou Nederland een totale capaciteit van ruim 88,3MW hebben. Bijna het dubbele dus van de doelstelling van de EU. In Nederland zijn er meer elektrische auto's dan plug-inhybrides, dus Nederland haalt deze doelstelling sowieso.
Nederland staat dan ook bekend als een land met relatief veel laadpalen, iets wat voor België een stuk minder geldt. Hier ligt het aantal phev's ook bijna twee keer zo hoog als het aantal accuelektrische auto's. In België rijden volgens het Europese observatorium voor alternatieve brandstoffen 96.983 EV's en 183.122 phev's. Dit land zou dus onder de afir een totale oplaadcapaciteit van 27,3MW moeten hebben. In dit land staan volgens dezelfde bron 26.563 openbare laadpalen, inclusief snelladers. Als deze laadpunten allemaal 7,4kW-laadpalen zouden zijn, dan zou België een totale capaciteit van 19,7MW hebben. Het daadwerkelijke gemiddelde vermogen van alle Belgische laadpalen ligt in de praktijk een stuk hoger, maar het precieze cijfer is lastig te berekenen. In de praktijk zal België deze doelstelling waarschijnlijk dan ook halen, maar het zal niet voor alle lidstaten zo'n vanzelfsprekendheid zijn.
Waterstof en vrachtwagens
Naast accuelektrisch is er in de afir ook aandacht voor waterstoftankstations, die onder de huidige plannen elke 200 kilometer van het TEN-T-kernnetwerk moeten komen. Deze doelstelling moet eind 2030 worden behaald en elk waterstoftankstation moet een minimale capaciteit van 1 ton waterstof per dag hebben. Er moeten ook waterstoftankstations komen in grote steden langs TEN-T-routes.

Wat opvalt aan deze tankstations, is de druk die de EU verplicht. Volgens VVD-Europarlementariër en afir-medeonderhandelaar Caroline Nagtegaal mikt Europa met deze tankstations namelijk voornamelijk op vrachtwagens, zegt ze tegen Tweakers. Dit staat ook in eerdere versies van de verordening. Tegelijkertijd eist de EU in het plan enkel dat er 700-barwaterstoftankstations komen, terwijl vrachtwagens op dit moment op 350 bar tanken. Auto's tanken juist op 700 bar. Nagtegaal zegt tegen Tweakers dat voor 700 bar is gekozen, om 'interoperabiliteit te verzekeren' en dat aanbieders zo de mogelijkheid hebben om installaties voor beide voertuigen te installeren. Het komt er daardoor wel op neer dat lidstaten verplicht zijn ervoor te zorgen dat er langs belangrijke snelwegen waterstoftankstations komen die geschikt zijn voor personenauto's.
De afir wil niet alleen waterstoftankstations voor vrachtwagens, maar ook dat er krachtigere laadhubs komen voor vrachtvervoer. Ook hierbij kijkt de EU naar het TEN-T-netwerk en gaat de uitrol stapsgewijs. In plaats van elke 60 kilometer in elke rijrichting, wil de EU aanvankelijk dat deze vrachtwagenlaadhubs elke 120 kilometer komen te liggen. Eind 2025 moeten de eerste vrachtwagenlaadhubs er zijn, op 15 procent van het TEN-T-netwerk. Deze moeten dan een totale capaciteit van minimaal 1400kW hebben en minstens één 350kW-snellader.
Datum | Kernnetwerk | Uitgebreide netwerk |
---|---|---|
31 december 2025 | N.v.t. |
Bij 15 procent van het netwerk en elke 120km: |
31 december 2027 | Bij 50 procent van het netwerk en elke 120km: Totale capaciteit van 2800kW Minstens twee 350kW-snelladers |
Bij 50 procent van het netwerk en elke 120km: Totale capaciteit van 1400kW Minstens één 350kW-snellader |
31 december 2030 | Op het volledige netwerk en elke 60km: Totale capaciteit van 3600kW Minstens twee 350kW-snelladers |
Op het volledige netwerk en elke 100km: |
Los van deze snellaadhubs, komt de EU met aanvullende maatregelen voor het snelladen van vrachtwagens. Zo moeten afgesloten vrachtwagenparkeerplaatsen eind 2027 minstens twee 100kW-snelladers hebben en drie jaar later moeten dit vier snelladers zijn. Daarnaast moeten stedelijke TEN-T-knooppunten, waar verschillende TEN-T-routes samenkomen, eind 2025 laadhubs bevatten met minstens zes 150kW-laders. Eind 2030 moeten die laadhubs minstens twaalf van die snelladers hebben.
De verordening heeft ook impact op schepen, vliegtuigen en treinen, al is het idee erachter wat minder vergaand dan het plan voor auto's en vrachtwagens. Bij die landvervoersmiddelen is immers het idee om een volledige transitie van fossiel naar elektrisch te bespoedigen, maar bij de andere vervoersmiddelen gaat het alleen om het beperken van de uitstoot op bepaalde momenten. Onder de afir moeten bij grote havens waar schepen van minstens 5000 brutoton vaak aanmeren, aansluitingen komen waarmee die schepen van elektriciteit kunnen worden voorzien. Zo kan de uitstoot van die schepen als ze zijn aangemeerd, worden verminderd.
In de verordening zit een vergelijkbaar plan voor vliegtuigen. TEN-T-luchthavens moeten vanaf januari 2025 elektriciteit kunnen leveren aan vliegtuigen voor als ze passagiers of goederen aan het laden of lossen zijn. Voor treinen moeten lidstaten onderzoeken in hoeverre spoorwegen zonder bovenleiding alsnog geëlektrificeerd kunnen worden, bijvoorbeeld met accu's of waterstoftreinen. Hierbij gaat het om een onderzoek; lidstaten zijn dus niet verplicht treinen op deze spoorlijnen daadwerkelijk te elektrificeren.
Conclusie
Het is niet het eerste plan van de EU om meer laadpalen bij lidstaten te krijgen. Hier is al een richtlijn voor, maar die biedt voor landen geen gedetailleerde of bindende methode om maatregelen vast te stellen, erkende de Europese Commissie eerder. "Daarnaast zien we dat er veel scheefgroei is in Europa", zegt Nagtegaal. Om die scheefgroei tegen te gaan en een Europees dekkend netwerk te realiseren, is de afir in het leven geroepen. "Als we willen dat we in 2035 in Europa alleen nog uitstootvrije auto's kunnen kopen, dan hoort daar infrastructuur bij."
De vraag is echter of deze verordening ver genoeg gaat. Nederland en België lijken bijvoorbeeld al te voldoen aan de landelijke kW-normen per EV en phev, terwijl critici stellen dat het er nog steeds niet genoeg zijn, zeker buiten de Randstad. Nagtegaal benadrukt dan ook dat de verordening alleen een minimum geeft, 'geen optimum'.
'Nederland kan niet achterover leunen, maar moet de capaciteit van het landelijke energienet op orde zien te krijgen.'
"Nederland is al een heel eind als je kijkt naar de laadpaalinfrastructuur, maar ook dit land zal nog niet helemaal aan de verordening voldoen", zegt Nagtegaal. "Kijk je bijvoorbeeld naar de laadhubs, dan zal de Randstad daar wel aan voldoen. Maar als je naar bijvoorbeeld Zeeland gaat, daar kom je minder snelladers tegen. Daar zullen waarschijnlijk dan ook extra laadhubs nodig zijn. Daarnaast blijft de capaciteit van het landelijke energienet een uitdaging; Nederland kan dus niet achterover leunen, maar moet die capaciteit op orde zien te krijgen."
De Europese autofabrikantenvereniging ACEA zegt de afir te verwelkomen en spreekt over een verordening met een 'cruciale rol in de stap naar koolstofneutraal transport'. Tegelijkertijd waarschuwt ACEA-directeur-generaal Sigrid de Vries dat de verordening niet ver genoeg gaat waardoor er alsnog een 'infrastructuurkloof' zal blijven als beperkende factor in de transitie naar klimaatneutraal transport.
Het gaat ACEA vooral om de laadhubs voor vrachtwagens, die volgens de vereniging onder de huidige afir niet genoeg vermogen zullen leveren en niet snel genoeg geplaatst zullen worden. De vereniging wil daarom dat lidstaten het plannen en goedkeuren van vrachtwagenlaadhubs versnellen, energienetten versterken en genoeg grond beschikbaar maken voor het laden van vrachtwagens.
Met de overeenkomst tussen de Europarlementariërs en vertegenwoordigers van de Europese Raad is de verordening nog niet definitief. Dit gebeurt pas als de lidstaten en het Europees Parlement akkoord gaan. Wanneer dit zal zijn, is niet duidelijk. Daarna kunnen de lidstaten aan de slag met het maken van hun plannen, om ervoor te zorgen dat ze voldoen aan de EU-regels die met deze verordening van kracht worden.
Beeld header: piranka / Getty Images