Nog iets meer dan twaalf jaar en dan moet het wat de Europese Unie betreft klaar zijn met de verkoop van nieuwe benzine- en dieselauto's. Dan mogen er dus alleen maar elektrische auto's in de showroom staan. Zoals het er nu uitziet, worden dat voornamelijk accuelektrische auto's. Die moeten natuurlijk wel allemaal kunnen worden opgeladen. Vijf jaar eerder, in 2030, moeten auto's al minder uitstoten en wil de EU dat er veel meer EV's en plug-inhybrides worden verkocht dan nu. Daarom kijken we in dit artikel naar de Europese laadpalenmarkt. Hoeveel laadpunten zijn er nu, zijn ze goed verdeeld en wat is er voor de komende jaren nodig?
Laadpalen versus laadpunten
In dit artikel worden de termen 'laadpunt' en 'laadpaal' gebruikt. Ze betekenen niet hetzelfde. Een laadpaal, of laadstation, is bijvoorbeeld de paal die je op straat kunt vinden, of het snellaadstation langs de snelweg. Aan één paal of station kunnen verscheidene kabels worden gekoppeld en voor elke kabel is een laadpunt nodig. Meestal heeft een laadpaal twee laadpunten, maar dat hoeft niet.
Voor Nederland is het nieuws positief; nergens in de Europese Unie staan meer publieke laadpalen. In 2021 had Nederland volgens het Europees Observatorium voor Alternatieve Brandstoffen EAFO ruim 100.000 laadpunten. Ook in Duitsland en Frankrijk kunnen veel EV-rijders hun auto opladen, aan respectievelijk 79.000 en 66.000 laadpunten. Buiten deze drie landen ligt het aantal laadpalen echter veel lager. België staat bijvoorbeeld op de zesde plaats met minder dan 18.000 laadpunten. Het gaat hierbij om laadpalen die publiekelijk toegankelijk zijn, dus geen palen op afgesloten bedrijfsterreinen of privépalen op opritten.
In Nederland meer laadpalen dan in 23 EU-landen samen
Dat is een probleem waar organisaties als autofabrikantenvereniging ACEA meermaals op wijzen; het aantal laadpunten in Europa is onvoldoende en zeker niet eerlijk verdeeld. In juni schreef de ACEA bijvoorbeeld op basis van de EAFO-cijfers dat de helft van alle EU-laadpunten in twee landen staat: Nederland en Duitsland. Deze twee landen beslaan 10 procent van de EU-oppervlakte, maar in Nederland staan meer laadpalen dan in 23 andere EU-lidstaten samen.
Dat lidstaten als Cyprus en Malta weinig laadpalen hebben, zal niemand verbazen. Dit zijn relatief kleine eilanden waar ook niet zoveel laadpalen nodig zijn. Maar dat landen als Litouwen, Estland en Letland samen net 1000 laadpalen hebben, is wel reden tot zorg. Elk van deze landen is immers groter dan Nederland, terwijl ze samen maar een fractie hebben van het aantal laadpunten. Deze landen zijn wel minder dicht bevolkt dan Nederland en hebben daarom minder AC-laders nodig, maar snelladers zijn dan wel handig, zodat je sneller het land kunt doorkruisen. Duidelijk is dat ze véél meer laadpunten nodig hebben dan nu, wil het ook in die landen aantrekkelijk zijn om met accuelektrische auto's rond te gaan rijden.
:strip_exif()/i/2005395378.jpeg?f=imagenormal)
Duizenden snelladers in Benelux, geen enkele in Cyprus en Malta
Wat verder opvalt aan de EAFO-cijfers is dat Nederland vooral veel relatief trage AC-laadpunten heeft. 90.000 hebben een vermogen van 7,4 tot en met 22kW. 'Slechts' 2868 laadpunten hebben een vermogen van 50kW of meer. Dit is niet eens 3 procent van het totale aantal charging points in Nederland. Andere landen hebben relatief gezien meer snelladers. Tsjechië is met 29,5 procent bijvoorbeeld koploper als het gaat om het aantal snelladers tegenover het totale aantal laadpunten. Ook in Duitsland staan relatief veel 50kW+-laadpunten: 16,4 procent. In Frankrijk valt het aandeel snelladers weer mee: 5,6 procent. In Cyprus en Malta zijn helemaal geen snelladers te vinden.
Deze twee landen uitgezonderd hebben alle EU-lidstaten een gezonde mix aan snelle en trage laders nodig als ze willen dat voldoende EV's er vaak genoeg kunnen opladen. Dit beseft de Europese Commissie ook. "Met name op de markten voor personenauto's zullen consumenten pas op grote schaal voor emissievrije voertuigen kiezen als zij er zeker van zijn dat zij hun voertuig overal in de EU kunnen bijladen of tanken en als dat even gemakkelijk wordt als voor voertuigen op conventionele brandstoffen", schrijft de Commissie in een voorstel voor een verordening voor de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. "Het is belangrijk dat geen enkele regio of gebied van de Unie achterblijft en dat regionale verschillen in de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen adequaat worden aangepakt bij de opstelling en uitvoering van nationale beleidskaders."
Daarom heeft de EU in het verleden een richtlijn in het leven geroepen die inhoudt dat lidstaten voor genoeg laadpalen moeten zorgen. Deze richtlijn kent echter 'duidelijke tekortkomingen', doordat er voor landen geen 'gedetailleerde en bindende methode bestaat' om maatregelen vast te stellen. Daardoor is er volgens de Commissie nog geen sprake van een uitgebreid en volledig infrastructuurnetwerk. Met de nieuwe verordening wil de Commissie wel duidelijke doelstellingen voor landen ontwikkelen, zodat die een voldoende dekkend netwerk kunnen realiseren.
Doelstellingen van de Europese Commissie
/i/2005372218.png?f=imagemedium)
Een van de doelstellingen is dat er voor elke geregistreerde EV 1kW aan laadcapaciteit moet zijn bij openbare laadpalen. Staan er in een land dus 1 miljoen elektrische auto's, dan moet er voor 1000MW aan oplaadcapaciteit zijn. Dit staat gelijk aan ruim 45.000 22kW-laders. Op zogenoemde Trans-European Transport Network-, of TEN-T-, snelwegen moet er na elke 60km in elke rijrichting een laadhub zijn. Uiterlijk eind 2025 moet zo'n laadhub minimaal 300kW leveren en moet minstens één laadpunt binnen de hub minimaal 150kW leveren. Eind 2030 moet zo'n laadhub op z'n minst 600kW leveren en moeten twee laadpunten in ieder geval 150kW kunnen leveren. Die TEN-T-snelwegen lopen bijvoorbeeld van Amsterdam via Berlijn naar de Poolse stad Szczecin of van Amsterdam via Antwerpen, Brussel en Lille naar Parijs.
De Europese Commissie geeft op basis van deze verordening niet direct aan hoeveel laadpunten er dan bijvoorbeeld in 2030 moeten zijn. Vorig jaar publiceerde de Commissie wel de Sustainable & Smart Mobility Strategy-studie, waarin stond dat er 3 miljoen laadpunten extra nodig zijn tegen 2030. Eind vorig jaar waren er in de Europese Unie niet eens 400.000 laadpunten. In de komende acht jaar moet het aantal laadpalen dus meer dan verzevenvoudigen. Dat betekent dat het aantal laadpalen sneller moet groeien dan het nu doet; volgens de ACEA groeide het aantal laadpalen in de afgelopen vijf jaar met 'slechts' 180 procent.
Autofabrikanten willen twee keer zoveel laadpalen
Deze Europese autofabrikantenvereniging vindt overigens dat het aantal van zo'n 3,4 miljoen laadpunten dat de Commissie noemt, laag is. De ACEA stelt dat er in 2030 tot 6,8 miljoen laadpunten nodig zijn, wil de EU de klimaatdoelen kunnen halen. Wekelijks zouden er tot 14.000 laadpunten geplaatst moeten worden, veel meer dan de 2000 die nu elke week worden neergezet. Auto's zouden op het eerder genoemde TEN-T-netwerk per 100km 184 laadpunten nodig hebben. Om dit doel te kunnen halen, moet in dit decennium in totaal zo'n 280 miljard euro geïnvesteerd worden in publieke en private laadpunten, het upgraden van het energienet en het verzorgen van de benodigde hernieuwbare energieproductie. Puur voor de publieke laadinfrastructuur zou een jaarlijkse investering van 8 miljard euro nodig zijn. De genoemde bedragen betreffen investeringen die bedrijven zelf doen, zoals Tesla voor zijn Supercharger-netwerk en Fastned, en overheden die minder winstgevende laadlocaties moeten subsidiëren. Jaarlijkse bedragen zijn daarnaast gemiddelden tot 2030.
Deze ACEA-cijfers komen uit een onderzoek dat de vereniging samen met de wind- en zonne-energiebelangenverenigingen WindEurope en SolarPower Europe, en energiebranchevereniging Eurelectric heeft uitgevoerd, met ondersteuning van McKinsey. De partijen keken alleen naar de maatregelen die nodig zijn om de klimaatdoelen te halen die de Europese Commissie voor 2030 heeft gesteld. Een doel is om de CO2-uitstoot van auto's met 55 procent te verminderen ten opzichte van 2021. Voor vrachtwagens is het doel 30 procent. Dit komt neer op 47,5 miljoen elektrische voertuigen, waarvan 43,1 miljoen auto's. Dit gaat om zowel accuelektrische als plug-inhybride voertuigen.
Een kanttekening bij dit onderzoek is dat de schrijvers niet naar hernieuwbare benzine of diesel hebben gekeken, of naar waterstof. Dat kan de verschillen tussen de EU- en de ACEA-cijfers verklaren, zeker door waterstofvrachtwagens. Hernieuwbare benzine en diesel zitten nog steeds in de testfase en waterstofauto's blijven een niche. Op dit moment lijkt het er dan ook niet op dat deze technologieën voor het einde van dit decennium een grote rol gaan spelen voor auto's. Waterstof kan wellicht een grotere rol spelen bij vrachtwagens en andere commerciële voertuigen. Deze voertuigen hebben dan geen krachtige snellaadpalen nodig, die de ACEA wel meeneemt in de cijfers. De extra netwerken die commerciële voertuigen nodig hebben, leiden wel tot extra kosten in het overzicht van de ACEA. Daardoor zijn de bedragen die de ACEA noemt, niet per se vergelijkbaar met de bedragen van de Europese Unie.
Verschil in denkwijze
Behalve met de vrachtwagens, kunnen de verschillen ook te maken hebben met uiteenlopende denkwijzen. In het onderzoek noemt de ACEA namelijk een tweede cijfer, dat lager ligt dan het cijfer van de EU. Als je met een utilization oriented pathway werkt, heb je 'slechts' 2,9 miljoen laadpalen nodig in 2030. De onderzoekers noemen twee van die pathways; naast het pad dat focust op het gebruik, heb je ook een pad dat focust op de vraag.
:strip_exif()/i/2005395432.jpeg?f=imagenormal)
Deze beleidsroutes verschillen voornamelijk in hoe je laadpalen ziet. Zie je ze puur als objecten die goede investeringen moeten zijn en zoveel mogelijk winst moeten behalen? Dan wil je zoveel mogelijk snelladers plaatsen, ook in binnensteden. Dan weet je zeker dat de laadpalen zoveel mogelijk gebruikt worden, rekening houdend met wat klanten nodig hebben en verbruiken. In dit scenario heb je dus 'slechts' 2,9 miljoen laadpalen nodig, stellen de onderzoekers.
In het tweede scenario, waar het ACEA-onderzoek op focust, kijk je naar hoeveel laadpalen mensen willen. Consumenten en bedrijven maken zich nu bij de koop van een EV voornamelijk zorgen om de laadinfrastructuur en de actieradius, schrijven de onderzoekers. Bij de demand-driving-oriented-route focus je op een versneld aangelegd netwerk aan laadpalen. Zo zorg je ervoor dat er genoeg laadpunten zijn en dat een gebrekkig netwerk geen barrière vormt voor consumenten en bedrijven om een elektrisch voertuig aan te schaffen. Bij zo'n netwerk heb je in steden vooral veel trage, publieke laders nodig, stelt de ACEA. In dit scenario stelt de fabrikantenvereniging dat er 6,8 miljoen laadpunten nodig zijn. Juist voor die trage laders is de businesscase voor bedrijven vaak minder interessant, waardoor hiervoor veel subsidies nodig zijn, aldus de autofabrikantenvereniging.
Oostenrijk groeit het hardst
De onderzoekers hebben ook gekeken hoeveel laadpunten elke lidstaat individueel nog moet krijgen en hoe zich dat verhoudt tot de groei in 2021. Hiervoor baseren ze zich op het scenario met de 6,8 miljoen laadpunten. Daaruit blijkt volgens het onderzoek dat Oostenrijk het best op weg is. Dit land plaatste vorig jaar 101 laadpunten per week, wat 29,6 procent zou zijn van wat het land moet halen. Nederland staat op de vierde plek, met wekelijks 199 laadpunten, ofwel 18,4 procent van het doel. België is achtste met 13,3 procent en 111 laadpunten. De onderzoekers stellen dat heel Europa op 11,5 procent van het wekelijkse doel zit en dus nog zo'n negen keer moet versnellen om het publieke laadpaalnetwerk groot genoeg te laten worden.
Ook bij deze cijfers zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. Ze impliceren immers dat er vanaf nu tot 2030 een lineaire groei moet zijn om tot voldoende laadpalen te komen, maar dat is niet per se waar. Hoe meer auto's er zijn, hoe meer laadpunten nodig zijn, dus aan het eind van dit decennium moeten er wekelijks meer laadpunten bijkomen dan in de vroege jaren twintig. De ACEA rekent ook met die 6,8 miljoen, een cijfer dat twee keer zo hoog ligt als het doel van de Europese Unie. Als je rekent met het EU-doel, kun je stellen dat Oostenrijk, Nederland en België op respectievelijk 59,2, 36,8 en 26,6 procent van hun weekdoel zitten.
:strip_exif()/i/2005395358.jpeg?f=imagenormal)
Conclusie
Om over acht jaar de klimaatdoelstellingen te kunnen halen en over dertien jaar helemaal te kunnen stoppen met de verkoop van nieuwe, uitstotende auto's, is een uitgebreid netwerk aan laadpunten nodig. Daarover zijn de meesten het eens. De vraag is hoe uitgebreid dat netwerk dan moet zijn. Het geven van een concreet cijfer is lastig, omdat het voor een deel afhangt van hoeveel auto's er komen en hoe je die auto's allemaal wilt gaan opladen.
Aan de ene kant is er iets te zeggen voor een netwerk van voornamelijk snelladers. De laadsnelheid stijgt bij nieuwe auto's en laders immers continu, waardoor je minder lang hoeft te wachten. Ook heb je minder laders én daarmee minder fysieke ruimte nodig als je voornamelijk snelladers gebruikt. Die snelladers vragen echter wel meer piekvermogen van het net en maken oplossingen als vehicle-to-grid lastig. Daarnaast zou regelmatig snelladen slecht zijn voor de accu van een auto.
Een groter netwerk aan tragere AC-laders heeft dan weer eigen voordelen. Zo hoef je niet speciaal naar een snellader te rijden, maar kun je de auto bijvoorbeeld 's nachts opladen, als je hem toch niet gebruikt. En dankzij v2g kun je ook terugleveren aan het net. Daarnaast heb je zo fysiek meer laders, waardoor de kans groter is dat je een laadpunt in de buurt hebt. Een nadeel is dat dergelijke laders misschien minder interessant zijn voor laadpaalbedrijven, wat meespeelt als je daarmee genoeg laadaanbod wilt faciliteren.
De ACEA pleit voor een netwerk met veel AC-laders, zodat mensen kunnen overstappen naar elektrische auto's zonder bang te zijn dat ze die niet kunnen opladen. Die gedachte is vanuit de ACEA logisch. Autofabrikanten willen uiteraard zoveel mogelijk auto's verkopen en als dat EV's moeten zijn, dan moet de infrastructuur daar op voorbereid zijn. De EU wil ook dat er zoveel mogelijk EV's komen, dus de doelen komen overeen. De vraag is alleen hoeveel subsidies daarvoor nodig zijn, of dat er meer geleund kan worden op de vrije markt dan de ACEA en haar onderzoekspartners denken.
Waar ACEA en EU het in ieder geval over eens zijn, is dat het aantal laadpunten in de komende jaren flink moet groeien. Sommige landen doen het beter dan andere, maar in alle lidstaten moeten er nog veel bij. De vraag is dan ook of de groei in de komende jaren genoeg blijft toenemen en het laadnetwerk geen struikelblok meer vormt voor potentiële EV-overstappers. Als het netwerk achterblijft, kunnen immers de techniek en de ambities nog zo mooi zijn, dan behoudt het wagenpark zijn uitlaatpijpen.
Bannerfoto: Artur Debat / Getty Images