Het aantal publieke laadpalen voor elektrische voertuigen loopt in Oost-, Centraal- en Zuid-Europa flink achter op West-Europa. 70 procent van alle laadpalen in de EU staat in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Nederland gaat aan kop met 30 procent.
In Nederland zijn 66.665 oplaadpunten, in Frankrijk zijn dat er 45.751 en in Duitsland 44.538, schrijft de European Automobile Manufacturers’ Association. De organisatie benadrukt dat die landen samen 23 procent van het oppervlak van de EU vormen en dat 70 procent van de laadpalen dus in een relatief klein gebied staat.
Nederland heeft niet alleen de meeste laadpalen, maar ook verreweg de meeste laadpalen per vierkante kilometer in de EU. Nederland is goed voor 0,8 procent van het grondgebied van de Europese Unie. België, dat ook goed is voor 0,8 procent van de EU-oppervlakte, heeft 3,8 procent van de laadpalen.
Na de top drie, die gevormd wordt door Nederland, Frankrijk en Duitsland met respectievelijk 29,7, 20,4 en 19,9 procent van het totale aantal laadpalen, loopt het percentage sterk af. Italië staat op de vierde plek met 5,8 procent van de laadpalen.
Volgens de ACEA ontstaat er een kloof tussen rijke West-Europese landen en minder welvarende landen in Oost-, Centraal- en Zuid-Europa. In Litouwen, Bulgarije en Griekenland waren er in 2020 respectievelijk slechts 174, 194 en 275 laadpunten beschikbaar.
De ACEA wil dat de Europese Commissie bindende doelen vastlegt, zodat alle EU-landen moeten investeren in laadpalen. Dat moet niet alleen gebeuren voor laadpalen voor elektrische auto's, maar ook voor waterstoftankstations.
Volgens berekeningen van de Commissie moeten er in 2030 zo'n zes miljoen publieke laadpalen beschikbaar zijn, om de CO₂-uitstoot van auto's zoals gepland met 50 procent terug te dringen. Momenteel zijn dat er minder dan 225.000, aldus de ACEA. De ACEA is een belangenorganisatie van automerken, waarin 15 in Europa gevestigde fabrikanten van auto's, vrachtwagens en bussen zijn vertegenwoordigd.