Het uiterlijk en de hardware van de console zijn belangrijk, maar zelden is de bij een spelcomputer horende controller zo belangrijk geweest als in dit geval. Bij de PlayStation 5 hoort de nieuwe DualSense-controller en waarschijnlijk heb je daar al het een en ander over gelezen. Sony is niet gek. Het weet heel goed wat voor wapen het in huis heeft in het besturingsapparaat en het is dan ook geen toeval dat media wereldwijd al ruim voor het reviewembargo over de controller mochten schrijven en spreken. En inderdaad: het is een uitstekend apparaat dat op meerdere manieren belooft bij te dragen aan het ‘next-gen-gevoel’ dat Sony gamers hoopt te kunnen bieden wanneer ze gaan gamen op de PlayStation 5.
De vorm van de DualSense is duidelijk afwijkend van die van de DualShock 4-controller. De nieuwe controller is iets groter en voelt mede daardoor wat robuuster aan. Daarnaast valt op dat de controller voorzien is van reliëf, voor meer grip. Verder keert het touchpad terug, al is dat met een iets andere vorm, en opnieuw dient hij om op te swipen én als extra knop, als je hem indrukt. Ook de op de DualShock 4 geïntroduceerde share-knop zit op de DualSense, al is hij hernoemd naar Create-knop, waaronder ruwweg dezelfde functies verstopt zitten. Ook nog steeds aanwezig: de twee thumbsticks, de d-pad en de actieknoppen met de kenmerkende PlayStation-figuren. Aan- en uitzetten gaat nog steeds via een knop in de vorm van een PlayStation-logo, en de controller beschikt nog steeds over de mogelijkheid om geluid te laten horen via een speaker in de controller zelf. Sterker nog, de kwaliteit daarvan is merkbaar verbeterd ten opzichte van de DualShock 4-controller. Bij de speaker hoort dit keer ook een ingebouwde microfoon, zodat je niet per se een headset nodig hebt om te communiceren met andere spelers, al is dat natuurlijk wel praktischer. In Astros Playroom moet de speler af en toe op de controller blazen om bepaalde windgevoelige onderdelen in de spelwereld te activeren, wat erop wijst dat ontwikkelaars de hardware dus niet alleen voor communicatie hoeven te gebruiken. De microfoon kan met een knop worden aan- en uitgezet.
Haptic feedback en adaptive triggers
Toch zijn al die zaken nog niet wat de DualSense tot een indrukwekkende controller maakt. Daarvoor moeten we kijken naar twee andere zaken: haptic feedback en adaptive triggers. De combinatie van die twee zorgt voor mooie resultaten, maar ze leveren afzonderlijk ook sterke prestaties af. De triggers spreken het meest tot de verbeelding. Ze geven de speler veel duidelijker en meer feedback dan ooit het geval is geweest bij een controller, waarbij ze ook nog eens in kracht variëren. Dat wil zeggen dat je de triggers de ene keer harder moet indrukken dan de andere keer. Daarbij kunnen de trekkers ook steviger feedback geven naar mate je ze dieper indrukt, bijvoorbeeld om het spannen van een boog te simuleren. Hoe goed ze werken, merk je misschien nog wel het best als je een nog niet geoptimaliseerde game speelt op de PlayStation 5, zoals FIFA 21. Op dat moment werkt de force feedback in de triggers nog niet en voelen ze aan als gewone, vrij losse triggers. Dat is een wereld van verschil.
Die wereld van verschil wordt nog vele malen groter als we naar de haptic feedback kijken. Dit effect voel je door de hele controller heen en het is indrukwekkend hoe gedetailleerd en verschillend het kan uitpakken. Het kan een simpele rumble geven, zoals wanneer Astro in zijn ruimteschip stapt in Astro’s Playroom, maar het kan veel mooier. Neem de allereerste scène in Spider-Man: Miles Morales. De game begint met Miles, staand in de metro. Je voelt de hobbels van de rails onder je, die langzaam afnemen in snelheid en uiteindelijk voel je het knarsen van de remmen van de metro wanneer het station is bereikt. Dit stuk duurt al met al een paar seconden, maar geeft al heel netjes aan wat ontwikkelaars met de haptische feedback van de DualSense kunnen doen.
Ook onder de ‘motorkap’ laat de DualSense sterke dingen zien. Het verschil tussen de DualShock 4 en de DualSense is aan de binnenkant het best zichtbaar aan de relatief grote motortjes die voor de haptische feedback zorgen. Die motortjes worden aangestuurd door een van vier chips op het moederbord van de controller - de DualShock 4 had er twee - en vullen het merendeel van de handgrepen waar je de controller mee vasthoudt. De triggers zijn opgebouwd met een instelbaar mechanisme dat variatie aanbrengt in op welk punt je ze moet indrukken en met hoe veel druk dat moet gebeuren. Verder valt aan de binnenkant op dat de accu groter is dan die van de DualShock 4. Die controller moest het stellen met 1000mAh, terwijl de accu van de DualSense 1560mAh heeft. Dat betekent overigens niet dat je de controller minder vaak hoeft op te laden. Het ligt voor de hand dat de nieuwe technieken die in de controller worden gebruikt de accu zwaarder belasten.
Een laatste punt om nog even aan te stippen, is de kwetsbaarheid van de controller. Nee, onze controller is niet stuk en het is ergens wel raar om bij voorbaat te speculeren over hoe snel een controller de geest geeft. Feit is echter wel dat de DualShock 4 niet behoorde tot de meest robuuste controllers ooit gemaakt. De DualSense is op verschillende manieren een gecompliceerd apparaat, terwijl het ook een van de kwetsbaardere delen van de DualShock 4 - de thumbsticks - gebruikt. We zijn dus erg benieuwd hoe lang dit technische hoogstandje zonder problemen blijft functioneren. Als die problemen binnen de perken blijven, heeft Sony met deze controller topwerk afgeleverd.