Stel je voor, je probeert in de zomer van 2021 een video te uploaden naar YouTube zoals je dat al vaak hebt gedaan, maar er gaat ineens iets mis. De internetverbinding is niet verbroken, het gaat niet om verboden terroristische content en alle stappen zijn juist doorlopen. Toch verschijnt de video niet op YouTube. Het lijkt erop dat de video een rode vlag heeft gekregen en dat een of ander mechanisme hem eruit heeft gefilterd. Als gevolg daarvan is de uploadpoging onderschept en wordt het uploaden geblokkeerd. Dit lijkt een tafereel dat we ons alleen kunnen voorstellen in landen met een repressief, autoritair regime dat zijn greep op internet wil verstevigen. In de meeste Europese landen is het echter moeilijk voorstelbaar.
Toch is dat wat er waarschijnlijk over pakweg twee en een half jaar aan gaat komen. Het Europees Parlement stemde dinsdagmiddag in Straatsburg in met het voorstel voor een vernieuwde EU-auteursrechtrichtlijn. Daarmee is het wetgevingsproces van de zijde van de EU ten einde. Volgens de initiatiefnemers is dit goed nieuws, want zij stellen dat de nieuwe regels iets doen aan de financiële positie van auteurs. Een modernisering van het auteursrecht is volgens hen broodnodig. Critici wijzen echter op de forse negatieve neveneffecten, zoals oprukkende uploadfilters en linkbelastingen. Hoe zit het met de regels daarvoor, wie krijgen er allemaal mee te maken, wat zeggen voor- en tegenstanders ervan en is dit langlopende wetgevingsproces nu ten einde?
Wat is de voorgeschiedenis van de auteursrechtrichtlijn?
De oorspronkelijke auteursrechtrichtlijn stamt alweer uit mei 2001 en werd volgens de Europese Commissie na drie jaar van diepgaande discussies goedgekeurd. De Commissie noemde de richtlijn 'een mijlpaal in het proces dat grensoverschrijdende handel in auteursrechtelijk beschermde goederen en diensten gemakkelijker moet maken'. De richtlijn moest dienen als een aanvulling op de rechtsbescherming van de zogeheten voorwaardelijke-toegangsregeling. Dit is een verdrag dat in 2003 in werking trad en afkomstig is van de Raad van Europa, een los van de EU staande Europese verdragsorganisatie die onder meer verantwoordelijk is voor het EVRM, het mensenrechtenverdrag. Deze regels zijn bedoeld om de aanpak van de ongeoorloofde ontvangst van gecodeerde televisie- en radiodiensten te harmoniseren tussen de verschillende lidstaten van de Raad van Europa. Op grond van de richtlijn mag je bijvoorbeeld geen 'illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden produceren, importeren, verspreiden, verkopen, verhuren, bezitten, installeren of onderhouden'.
Rechthebbenden vonden echter dat deze richtlijn op het vlak van de bescherming van hun rechten de nodige tekortkomingen had, iets wat de in 2001 ingevoerde auteursrechtrichtlijn van de EU moest verbeteren. Ook toen, bijna twintig jaar geleden, werd al een voorschot genomen op de eventuele noodzaak van vernieuwing van de regels op basis van de technologische ontwikkelingen in de praktijk. 'Marktontwikkelingen moeten echter van dichtbij in de gaten worden gehouden om ervoor te zorgen dat de wetgeving in consequente, aanvullende bescherming voorziet', aldus de Commissie. Daarbij werden ook de nodige, bijna 'prehistorisch' klinkende observaties en uitspraken gedaan. Er werd bijvoorbeeld vastgesteld dat 'de nieuwe generatie digitale videorecorders niet langer videobanden gebruikt, maar direct opneemt op de harde schijf' en dat 'de opgenomen programma's alleen met een geldige smartcard kunnen worden bekeken'. Verder werd gewezen op opkomende online muziekdiensten, zoals Pressplay, een joint venture tussen Universal Music Group en Sony Music Entertainment die tussen 2001 en 2003 operationeel was.
Vernieuwing ligt dan ook voor de hand, al valt op dat de Europese Commissie in 2003 ook sterk benadrukte dat voorzichtigheid is geboden bij het beschermen van de rechthebbenden. "Overbescherming moet echter worden vermeden om innovatie en economische ontwikkeling niet te verstikken en om gebruikersrechten, inclusief fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting of het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens, niet op onrechtmatige wijze te beperken."
Waarover gaat het beruchte artikel 13?
Die waarschuwing om overbescherming te vermijden lijkt de Commissie als medewetgever zestien jaar later alweer te zijn vergeten, want als je het recentste ontwerp van de vernieuwde EU-auteursrechtrichtlijn leest, worden er nogal wat verregaande, nieuwe verplichtingen ingesteld die bedoeld zijn om de rechten van uitgevers en auteurs te beschermen. Artikel 13 is daarbij het artikel dat het meest onder het vergrootglas is komen te liggen en waarop de meeste kritiek zich richt. In het recentste ontwerp van de richtlijn zijn deze regels vreemd genoeg geschaard onder artikel 17, maar omdat hiervoor altijd over artikel 13 werd gesproken, houden we dit hieronder ook aan. De regels zijn op zichzelf verder niet of nauwelijks gewijzigd ten opzichte van eerdere lezingen.
Artikel 13 gaat over aanbieders van onlinediensten om inhoud te delen. Deze aanbieders wordt verplicht om te voorkomen dat op hun platforms auteursrechtelijke beschermd materiaal wordt geplaatst. Voor alles dat wordt geüpload, moet je als platform toestemming regelen bij de rechthebbende. Kortom, platforms worden zelf aansprakelijk als een gebruiker beeldmateriaal uploadt waarop auteursrecht rust. De rechthebbenden hoeven dan niet meer achter deze gebruiker aan, maar kunnen het platform aansprakelijk stellen.
Al kun je er auteursrechtelijk beschermd materiaal uploaden, artikel 13 gaat niet over sites als Tweakers
De in dit artikel gebruikte term 'aanbieders van onlinediensten om inhoud te delen' is nogal vaag en op het eerste gezicht vallen veel platforms en websites onder deze omschrijving. Christina Angelopoulos, docent auteursrecht aan de Cambridge-universiteit, zei eerder echter al dat artikel 13 alleen op grote platforms als YouTube en Facebook is gericht. Internetproviders vallen er niet onder en datzelfde geldt voor online-encyclopedieën als Wikipedia, wetenschappelijke platforms, platforms die opensourcesoftware ontwikkelen en internetmarktplaatsen. Ook al kunnen gebruikers op Tweakers zowel op het Forum als in de vorm van gebruikersreviews auteursrechtelijk beschermd materiaal uploaden, artikel 13 gaat niet over sites als Tweakers. Dat heeft ermee te maken dat de EU-wetgever vooral zijn pijlen op de grote jongens richt, waar de term uit artikel 13 ook op doelt. Het delen van auteursrechtelijk beschermd materiaal, door het bieden van de mogelijkheid aan gebruikers om content te uploaden of streamen, is op Tweakers namelijk geen hoofddoel, terwijl dat bij Facebook, YouTube en Pinterest bijvoorbeeld wel het geval is.
Hoe duidelijk is de uitzonderingsregeling op artikel 13?
Uiteindelijk is er ook een uitzonderingspositie gecreëerd voor kleine platforms, maar die is evenmin helder te noemen. Mireille van Eechoud, als hoogleraar verbonden het Amsterdamse Instituut voor Informatierecht en co-auteur van door academici ondertekende open brieven tegen de invoering van artikel 11 en 13, noemt dit een 'ontzettend ingewikkelde regeling' die bedoeld is om het kleine bedrijven wat gemakkelijker te maken. Op het eerste gezicht lijkt de regeling vrij helder. Er zijn drie cumulatieve voorwaarden. Als een platform daar allemaal aan voldoet, valt het niet direct onder het harde artikel 13-regime. Het gaat hierbij om de voorwaarden dat het platform geen hogere jaaromzet dan tien miljoen euro heeft, niet langer dan drie jaar bestaat en het gemiddelde aantal maandelijkse, unieke bezoekers in de EU maximaal vijf miljoen bedraagt.
Websites die hieronder vallen, kunnen echter niet op hun lauweren rusten. Gloednieuwe sites moeten bijvoorbeeld nog altijd hun best doen om te voorkomen dat er beschermd materiaal op hun platforms beschikbaar wordt gesteld. Van Eechoud zegt dat hierop het notice and takedown-principe van toepassing is. Ook kleine, jonge websites die onder de regeling vallen, moeten in actie komen bij een attendering door een rechthebbende of als het platform zelf had kunnen weten dat er sprake is van een ongeoorloofde upload. Ze moeten dan de content alsnog verwijderen. Notice and takedown betekent dat de rechthebbende bij elke nieuwe overtreding opnieuw moet klagen. In de rechtspraak is dit principe echter al een beetje geëvolueerd naar een strengere notice and staydown-verplichting, dus de plicht voor platforms om ervoor te zorgen dat eenmaal verwijderde content ook wegblijft. Dat principe komt meteen om de hoek kijken als een website ineens niet meer onder de uitzonderingsregeling valt en dat komt in de praktijk eigenlijk al meteen neer op de noodzaak van een uploadfilter.
/i/2002579954.jpeg?f=imagenormal)
"Er is veel onzekerheid over wanneer je nu wel of niet een beroep kunt doen op deze kleine bedrijvenregeling, welke standaarden dan gelden en in hoeverre die anders zijn dan die voor YouTube. Hoe baken je dat af, wie valt er überhaupt onder en hoe kun je nauwkeurig berekenen of je aan de drie voorwaarden voldoet. Die onzekerheid kan ervoor zorgen dat bedrijven denken: weet je wat, ik doe het niet", legt Van Eechoud uit. "Ook is onduidelijk wat er gebeurt als je over de grens van de uitzonderingsregeling heen gaat. Dat kan betekenen dat je ineens voor alle content die voorheen op je platform stond, alsnog alle rechten moet regelen. Of geldt dat pas voor alle nieuwe content die er vanaf dan bijkomt? Dat soort dingen zijn niet expliciet geregeld."
Maar er staat toch niets over uploadfilters in artikel 13?
Voorstanders van het nieuwe artikel 13 wijzen er onder meer op dat er in artikel 13 helemaal niets staat over de verplichting tot het instellen van uploadfilters, dat het allemaal zo'n vaart niet loopt en dat de technologie wel in staat zal zijn om onderscheid te maken tussen wat wel en wat niet mag worden geüpload. Het klopt dat er in artikel 13 niets over verplichte filters staat. Er staat wel iets over een alternatief om aansprakelijkheid te voorkomen: het verkrijgen van toestemming van de rechthebbenden door middel van een licentieovereenkomst. Het probleem hierbij is echter dat het in de praktijk voor menig platform bijna niet te doen is om licentieovereenkomsten te sluiten met alle denkbare auteurs waarvan wellicht content zonder toestemming zal worden geplaatst. De Nederlandse hoogleraar auteursrecht Martin Senftleben gaf eerder al te kennen dat dit een enorme last wordt voor de platforms en dat het daardoor niet realistisch is. Bovendien zijn we vandaag de dag allemaal creators, want bijvoorbeeld een foto is zo gemaakt. Ga met deze in potentie schier oneindige groep contentmakers maar eens allemaal licenties sluiten. Als het verkrijgen van toestemming voor alles niet haalbaar is, komt het enige denkbare alternatief om de hoek kijken: aansprakelijkheid voorkomen door filters in te stellen die ongeoorloofde content blokkeren tijdens het uploaden.
We zijn vandaag de dag allemaal creators, want bijvoorbeeld een foto is zo gemaakt
Dat zou misschien geen discussiepunt zijn als die filters zo geavanceerd waren dat ze precies weten wat wel en wat niet op een platform mag verschijnen, en de aangeboden content precies daarop konden analyseren. Volgens onder meer Nick Feamster, een Princeton-hoogleraar in de computerwetenschappen, zijn geautomatiseerde filtersystemen echter nog lang niet geavanceerd en verfijnd genoeg om in te spelen op dit soort juridische finesses. Uploadfilters zullen dus tot nogal wat false positives leiden; een praktijk van overblocking waarbij ook content die niet had mogen worden geblokkeerd, toch wordt geweerd. Voorstanders van de richtlijn stellen dat er een klaagmechanisme beschikbaar is om het ongerechtvaardigd blokkeren van geoorloofde content teniet te doen.
Een ander bezwaar is dat kleine partijen dergelijke filtertechnologie niet kunnen betalen en volgens verschillende Duitse hoogleraren is het handmatig doorzoeken en checken van alle content geen optie, vanwege de enorme hoeveelheid. Zij onderschrijven de stelling van Feamster dat de hedendaagse filtertechnologie nog veel te beperkt is voor dit doel.
Uploadfilters kunnen momenteel nog niet goed genoeg onderscheid maken tussen een video met daarin zonder toestemming ingevoegde beschermde fragmenten en een video met dezelfde fragmenten die enkel in het kader van een parodie worden gebruikt. Dan moet het algoritme dus uitvogelen dat de tweede soort fragmenten geen rode vlag krijgen, omdat het om parodieën gaat. In de auteursrechtrichtlijn zijn uitzonderingsgronden voor citeren, kritiek, karikaturen, parodieën of pastiches genoemd. Nederland heeft in de Auteurswet al een algemene uitzondering voor parodieën, maar dat is niet in alle andere EU-landen het geval. Tijdens het wetgevingsproces is er een bepaling ingevoerd die alle lidstaten verplicht om parodieën en citaten toe te staan voor gebruikers van platforms die onder artikel 13 vallen. Waar er verschillen tussen de EU-lidstaten blijven bestaan, is dat volgens Van Eechoud problematisch, omdat er straks waarschijnlijk gefilterd wordt en licenties worden uitgegeven op basis van het strengste regime. Dat betekent dat straks ook Nederlandse gebruikers te maken krijgen met een situatie van de sterkst mogelijke bescherming voor rechthebbenden en de minste rechten voor gebruikers.
Op de voorspelde praktijk van oprukkende uploadfilters is ook uit andere hoeken kritiek te horen. De Duitse hoogleraar mediawetenschappen Tobias Matzner stelt in Die Zeit dat grote uitgevers, filmdistributeurs, platenlabels en professionele auteurs de financiële middelen hebben om hun content door de filters heen te laten glippen. Voor kleinere, niet-professionele partijen is dit volgens hem een stuk moeilijker. "Dat creëert een nieuwe vorm van macht, gebaseerd op economische beslissingen in plaats van waarden als democratie, vrijheid van meningsuiting en informatie. Wie het meeste geld heeft, zal zijn boodschap gemakkelijker kunnen verspreiden." David Kaye, de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van meningsuiting, heeft ook forse kritiek op artikel 13 en uploadfilters, omdat ze in de praktijk in zijn ogen ten koste gaan van de vrijheid van meningsuiting en de informatiediversiteit, mede doordat volgens hem straks alleen de grootste spelers in staat zijn om voor filtertechnologie te betalen.
Dan zijn er nog zorgen vanuit het oogpunt van privacy en censuur. Volgens Ulrich Kelber, het hoofd van de Duitse Bundesbeauftragte für den Datenschutz und Informationsfreiheit, worden straks de grote partijen bevoordeeld en zal enkel een klein clubje grote it-bedrijven in staat zijn de gewenste filtertechnologie te leveren aan internetplatforms. Daarmee is er een kleine groep die grote delen van het internetverkeer op de platforms beheert en in kaart brengt, waarmee deze volgens Kelber verreikende informatie over alle gebruikers in handen krijgt. En is het eigenlijk geen censuur, als alle content voorafgaand moet worden gekeurd? In de richtlijn staat dat er geen sprake mag zijn van 'monitoringspraktijken'. De Duitse hoogleraar computerwetenschappen Andreas Hotho stelt echter dat de bezwaren niet ongegrond zijn. "Als filters worden gebruikt zonder onafhankelijk toezicht, kun je niet alleen zoeken naar auteursrechtelijk beschermd materiaal en dat filteren; dan kun je de technologie ook voor andere doeleinden inzetten."
Komen er dankzij artikel 11 'belastingen' op links?
Artikel 11, of artikel 15 in de definitieve versie van de richtlijn, heeft in de afgelopen tijd wat minder aandacht gekregen dan artikel 13, maar ook dit artikel kan het nodige teweegbrengen op internet. Artikel 11, waarvan het onderwerp veelal wordt aangeduid als 'linktaks', gaat over het beschermen van perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik. In essentie creëert artikel 11 een nieuw, additioneel, exclusief recht voor uitgevers dat bovenop de bestaande auteursrechten komt. Nieuwsuitgevers krijgen in principe het auteursrecht van journalisten, bijvoorbeeld via arbeids- of licentieovereenkomsten. Op basis van dat recht kunnen uitgevers hun inspanningen, zoals het publiceren van stukken, beschermen. Derden mogen dan immers pas perspublicaties of delen daarvan gebruiken nadat ze daarvoor een licentie hebben verkregen.
Je kunt je afvragen of dit nieuwe recht is bedoeld om bedrijven als Google meer te laten betalen en meer inkomsten te genereren voor uitgevers door middel van licenties. Of is het een middel om concurrentie en innovatie in de nieuwssector deels de nek om te draaien? Voor dat laatste is ook wat te zeggen, luisterend naar een hoorzitting uit 2017, waaraan de Duitse hoogleraar it-recht Höppner deelnam. Hij stond in het verleden als advocaat Duitse uitgevers bij in een zaak tegen Facebook een Google. Höppner heeft in de hoorzitting het nieuwe recht voor uitgevers beschreven als een 'middel om investeringen te beschermen' en niet zoals het auteursrecht bedoeld is, om originele werken te beschermen. Hij noemt het een verbodsrecht: "Een recht dat ervoor zorgt dat er niet overal en altijd platforms opkomen die voordeel halen uit al gepubliceerde content en daar hun businessmodel van maken. Het voornaamste doel van het recht is het voorkomen van dit soort uitbuitende praktijken door ze simpelweg niet te laten bestaan. Het doel is niet om licentietarieven te ontvangen."
'Het voornaamste doel van het recht is het voorkomen van uitbuitende praktijken'
Waarom is er eigenlijk een nieuw recht nodig dat hierbovenop komt? Volgens Van Eechoud willen nieuwsuitgevers dit graag omdat ze bij een inbreuk op het auteursrecht soms moeilijk kunnen aantonen dat zij en niet de schrijvende journalisten de eigenaren zijn. Hierbij lijkt slechts in beperkte mate sprake te zijn van een drempel. Hyperlinks en particulier, niet-commercieel gebruik van perspublicaties door individuen zijn uitgezonderd. Ook losse woorden of zeer korte fragmenten uit een perspublicatie vallen buiten het nieuwe recht. Deze uitzonderingen worden echter niet nader gespecificeerd, dus wat er precies onder valt is onduidelijk. Voor de rest zal er betaald moeten worden voor bijvoorbeeld snippets van nieuwspublicaties, iets wat volgens critici de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie onder druk zal zetten.
Volgens de opstellers van de nieuwe auteursrechtrichtlijn zijn deze nieuwe regels hard nodig. In overweging 54 van de richtlijn wijst de wetgever erop dat de 'ruime beschikbaarheid van perspublicaties online heeft geleid tot de opkomst van nieuwe onlinediensten, zoals nieuwsaggregatoren en mediamonitoringdiensten', waarmee op bijvoorbeeld Google News wordt gedoeld. Volgens de wetgever is het lastig voor nieuwsuitgevers om licenties voor onlinegebruik van hun publicaties te verlenen aan dit soort partijen, 'waardoor het voor hen moeilijker wordt hun investeringen terug te verdienen'.
In het verleden zijn in Europa al initiatieven ontplooid om de macht van bijvoorbeeld Google News in te perken. In Spanje kwam in 2014 een wet om nieuwsverzamelaars als Google te laten betalen voor het indexeren van nieuwsartikelen. Google was niet blij met deze wet en trok vervolgens een maand later de stekker uit de Spaanse versie van Google News. Nieuwsuitgevers waren daar weer niet blij mee, omdat dit leidde tot een flinke daling in het aantal clicks naar hun websites en dus een daling van de omzet. Ook in Duitsland faalde een soortgelijk experiment, gericht tegen Google News. De Duitse uitgever Axel Springer besloot eveneens in 2014 om samen met tweehonderd branchegenoten Google te verbieden hen te citeren in de zoekresultaten en in Google News. Al na twee weken moesten de uitgevers met de staart tussen de benen terugkomen op hun beslissing, omdat het verbod tot gevolg had dat het verkeer naar artikelen op hun sites vanuit Google News en de zoekmachine aanzienlijk was gedaald. In Duitsland krijgt Google zelfs gratis licenties, omdat uitgevers bang zijn dat Google hen niet in hun indexeringsdienst opneemt.
Axel Voss, een Duitse Europarlementariër die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het opstellen van de auteursrechtrichtlijn, heeft in een interview met de Duitse site Golem gezegd dat hij niet bang is voor dit soort scenario's, omdat hij zich niet kan voorstellen dat Google News een heel continent zal negeren. En als dat wel gebeurt, vindt hij dat Europese persuitgevers de koppen bij elkaar moeten steken om een gezamenlijk alternatief op te bouwen.
Wat staat er in het 'vergeten' artikel 12?
Artikel 11 en met name artikel 13 zijn het mikpunt van kritiek geworden. Artikel 12 lijkt enigszins vergeten, maar ook deze regeling, die in de laatste versie onder artikel 16 is geschaard en gaat over het 'recht op een billijke vergoeding', is opvallend. Het klinkt niet zo gek, een billijke vergoeding voor auteurs, want daar is het de EU-wetgever om te doen: het verbeteren van de positie van auteurs en rechthebbenden. Dit recht is echter niet voor auteurs bedoeld, maar voor uitgevers. Artikel 12 bepaalt dat lidstaten via hun eigen nationale wetgeving regels kunnen opstellen, zodat een uitgever recht heeft op een deel van de vergoeding die de auteur voor het gebruik van zijn werk krijgt. Het gaat hierbij om de situatie waarin de auteur een recht aan een uitgever heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven. Die overdracht of licentie vormt de grondslag voor het delen van de vergoeding die aan de auteur toekomt.
Wat betekent dit in de praktijk? Artikel 12 gaat vooral over zogeheten reprografievergoedingen, zoals de in Nederland gangbare thuiskopievergoeding. Op grond van deze regeling zit er een kleine heffing op de aanschaf van allerlei apparaten, zoals computers, smartphones, e-readers en usb-sticks. De betaling van deze vergoedingen was in 2015 het onderwerp van een geschil tussen Reprobel, de Belgische organisatie die deze heffingen int en verdeelt, en printergigant HP. Het Hof van Justitie oordeelde dat de Belgische regeling voor deze reprografievergoedingen op bepaalde punten in strijd was met de EU-regels. In België bepaalde de wet dat die verdeling ongeveer 50/50 moest zijn; de ene helft van de opbrengsten ging naar de uitgever en de andere helft naar de auteur. Dat mag volgens het Hof niet op grond van de Europese regels, wat betekent dat deze verdeelsleutel op de helling moest. Het Belgische systeem voor vergoedingen mocht enkel de auteurs vergoeden en niet de uitgevers.
Dit is in principe goed nieuws voor auteurs. Omdat het hier gaat om de uitleg van Europese regels, moeten alle EU-lidstaten eraan voldoen. Auteurs kunnen op basis hiervan dus een groter deel van de reprografievergoedingen tegemoetzien, wat op zichzelf genomen logisch lijkt. Zij zijn immers de makers van het oorspronkelijke werk en niet de uitgevers. Artikel 12 kan dit echter weer tenietdoen. Dit artikel gaat tegen de lijn van het Hof van Justitie in, omdat het lidstaten de mogelijkheid geeft om te regelen dat ook uitgevers een billijke vergoeding krijgen. Daarmee wordt de voor auteurs gunstige verdeelsleutel wellicht weer deels tenietgedaan, doordat uitgevers compensatie kunnen claimen.
Wat zeggen de voorstanders van de nieuwe auteursrechtrichtlijn?
Voorstanders van de vernieuwde regels voor het EU-brede auteursrecht, zoals Voss, halen voortdurend aan dat het hoog tijd is om de regels aan te passen aan de ontwikkelingen in onze huidige tijd. Dat is geen gekke gedachte, want de huidige regels zijn pakweg twintig jaar oud. Daarbij werd destijds nog gesproken over videobanden, maar inmiddels zijn videobanden vervangen door digitale apparaten en eisen internetdiensten een dominante rol op. Dát deze oude regels aangepast moeten worden, zullen veel tegenstanders waarschijnlijk ook wel erkennen.
Voorstanders verdedigen de manier waarop deze regels nu worden aangepast, met een verwijzing naar de value gap. Zij stellen dat grote techbedrijven als Google en Facebook gebruikersdata exploiteren voor advertentie-inkomsten, maar dat die gebruikers er alleen zijn omdat ze hun films en muziek op de platforms willen delen. Daarom willen de artiesten een groter deel van het geld dat bijvoorbeeld Google en Facebook aan de gebruikers verdienen. Het gaat dus om een verondersteld 'gat', een 'waardekloof' tussen de inkomsten van de platforms en hetgeen de artiesten eraan overhouden. In dat kader uitte Micki Meuser, een Duitse producent, muziekcomponist en directeur van de Duitse filmcomponistenunie, zijn frustratie over het feit dat er alleen al op YouTube 10.000 clips staan waarvan hij de rechten voor de compositie of productie heeft, maar waarvoor hij geen royalty's krijgt. Om daar iets aan te doen moet hij achter elke individuele uploader aan gaan. Die situatie gaat op grond van artikel 13 veranderen. Dezelfde argumenten worden gebruikt ter rechtvaardiging van artikel 11, waarbij weer wordt gewezen op de moeilijkheden die nieuwsuitgevers ondervinden om te delen in de inkomsten die grote techbedrijven als Google genereren op basis van door auteurs gemaakte content.
De voorstanders van de nieuwe richtlijn lijken in sommige gevallen de nadelige gevolgen van de regels wel te onderkennen, maar nemen ze op de koop toe. Zij vinden de komst van de nieuwe regels te belangrijk om de hele richtlijn of delen daarvan af te wijzen vanwege de nadelen. Een voorbeeld is Katarina Barley, de Duitse federale minister van Justitie. Zij bevestigt dat de auteursrechtrichtlijn zal leiden tot uploadfilters en had liever gezien dat artikel 13 geen deel van de richtlijn zou uitmaken, maar ze benadrukt ook dat het hoog tijd is voor nieuwe regels op dit vlak. Voor haar is het een belangenafweging, waarbij het hoofddoel van vernieuwde regels en de daaruit voortvloeiende 'betere contractuele voorwaarden voor artiesten en contentmakers' zwaarder wegen dan de bezwaren.
'Waar je naar zou moeten kijken, is hoeveel gebruikers hierdoor worden geraakt'
Er zijn overigens ook voorstanders van de nieuwe richtlijn die de neveneffecten van de nieuwe regels of de impact ervan lijken te bagatelliseren. Voss stelt bijvoorbeeld dat het allemaal wel meevalt en dat slechts 1,5 procent van de internetplatforms met de nieuwe regels te maken krijgt. Van Eechoud vindt een dergelijk schatting weinig zinvol. "Ik heb geen idee waar hij zijn cijfers vandaan haalt. Het aantal websites op de wereld is ongenadig groot, dus het is niet zo'n zinnige uitspraak. Waar je natuurlijk eigenlijk naar zou moeten kijken, is hoeveel gebruikers hierdoor worden geraakt. Bij de paar grote platforms heeft deze regelgeving impact op miljarden gebruikers. De regels zijn alleen in Europa van toepassing, maar kunnen ook indirect impact hebben daarbuiten."
Voss deed overigens ook een stevige uitspraak over platforms als YouTube. Volgens hem moeten we nadenken of YouTube wel bestaansrecht heeft, wetende dat het een platform is dat tot doel heeft om mensen toegang te geven tot auteursrechtelijk beschermd materiaal. Volgens Van Eechoud haalt hij hierbij twee punten door elkaar, namelijk dat je gebruikers in staat stelt om materiaal te delen, en auteursrechtelijk beschermd materiaal en de inbreuk daarop. Ook stipt ze aan dat hierbij sprake is van 'een overwaardering van het auteursrecht'. "Misschien is het strikt genomen wel zo dat het meeste dat online staat beschermd is, omdat het auteursrecht en naburige rechten zo makkelijk ontstaan, maar in heel veel gevallen zijn dat rechten waar makers van filmpjes niet op zitten te wachten en die ook helemaal niet willen uitoefenen." Van Eechoud vindt het ook 'een beetje eenzijdig' om bijvoorbeeld YouTube af te schilderen als 'uitbuiters van de content van anderen', omdat de contentindustrie als rechthebbende het juist ook gebruikt als communicatiekanaal. De advertentie-inkomsten op een YouTube-kanaal van een populaire artiest vloeien daarbij deels terug naar de aanbieder van de video.
Is het moddergooien tussen voor- en tegenstanders al begonnen?
Vooral in de afgelopen dagen, weken en maanden is de woordenstrijd in de media losgebarsten. Voss zei in een persconferentie dat het leervermogen van de criticasters gering is en dat ze de bepalingen niet hebben gelezen. Hij beklaagde zich erover dat tegenstanders in zijn ogen niet lijken te willen horen of begrijpen dat er geen sprake is van filters. De stelling dat er filters komen vindt hij 'onzin'; volgens Voss gaat het slechts om 'identificatiesoftware'. Daarbij is gewoon ruimte voor eigen creaties, zo benadrukt de parlementariër van de conservatieve, christendemocratische Europese Volkspartij. Bovendien stelt hij dat dergelijke identificatiesoftware al tientallen jaren aan de orde is en dat het internet nog gewoon functioneert en bestaat.

Andersom wordt Voss ook bestookt, tot doodsbedreigingen en harde beledigingen aan toe, zo zegt hij in Bild. Op vriendelijkere wijze is op internet de spot gedreven met Voss, omdat hij tijdens een interview met Vice sprak over het bestaan van een 'aparte sectie op Google met memes'. "Ja, je kunt er echt op klikken: memes. Dat betekent dat er iets moet zijn om memes te herkennen", aldus Voss. Deze foutieve uitspraken leidden in Duitsland tot de spottende hashtag #Axelsurft.
Dat Voss kop van Jut is geworden, heeft ook te maken met zijn woordkeuze, die soms moeilijk anders betiteld kan worden dan als olie op het vuur. Voss sprak in het kader van artikel 13 in e-mails aan bezorgde burgers over 'nepnieuws', 'leugens' en 'disinformatie'. Hij stelde daarnaast dat de protestcampagnes van de afgelopen zomer door weinig mensen werden bezocht en dat de 'grote platforms' achter de protesten zitten. In het afgelopen weekend hebben in Duitse steden in totaal enkele honderdduizenden mensen aan demonstraties deelgenomen. Volgens Daniel Caspary, de voorzitter van de CDU/CSU-groep in het Europarlement, bieden 'grote Amerikaanse internetbedrijven tot 450 euro per demonstrant aan'. Daarmee suggereert hij dat demonstranten zijn omgekocht en met hun 'desinformatie' 'onze democratie bedreigen'. Naar verluidt is Facebook overigens helemaal niet tegen uploadfilters. Ook zou in veel gevallen sprake zijn van niet-bestaande bezorgde burgers of bots, omdat verschillende parlementariërs duizenden bezorgde e-mails zouden hebben gekregen waarbij een reply naar een 'zwart gat' leidde.
Merkwaardig genoeg liet de Europese Commissie zich hierbij niet onbetuigd. Zij deed een duit in het zakje door in februari een bericht te publiceren met de provocatieve titel: The Copyright Directive: how the mob was told to save the dragon and slay the knight. Dit bericht en deze kop, waarmee demonstrerende critici werden afgeschilderd als een omgekochte 'meute', werden later weggehaald. Het Europees Parlement zette in februari zelfs een video online waarin volgens critici misleidende claims zitten. Criticus van het eerste uur, de Duitse Julia Reda van de Piratenpartij, die binnenkort het Europarlement zal verlaten, vond het ook kwalijk dat het parlement met die video een standpunt innam terwijl de definitieve stemming toen nog moest komen. Volgens haar dient het parlement tot die tijd neutraal te blijven.
Maar er was toch al gestemd over de auteursrechtrichtlijn?
Dinsdagmiddag is er met de definitieve stemming in het Europarlement een einde gekomen aan een wetgevingsproces dat zo'n drie jaar in beslag heeft genomen. In het parlement werd in juli nog tegen het starten van de onderhandelingen over het voorstel gestemd, maar in september gaf het Europarlement alsnog groen licht voor het toenmalige, licht gewijzigde voorstel. Dat waren echter nog geen definitieve stemmingen en waren slechts stappen in het wetgevingsproces. Met de goedkeuring van september konden de onderhandelingen van de zogeheten triloog beginnen. Dit is een informeel overleg achter gesloten deuren waarbij de Raad van Ministers, het Europarlement en de Commissie het met zijn drieën eens moeten worden over de uiteindelijke, definitieve tekst.
Tijdens deze triloog bleek dat België, Italië, Kroatië, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal en Zweden tegen het voorstel waren. Finland, Italië, Luxemburg, Nederland en Polen hebben uiteindelijk tegengestemd. Deze landen publiceerden een gezamenlijk standpunt waarin de auteursrechtrichtlijn er flink van langs krijgt. Deze tegenstand bleek echter onvoldoende om de wettekst voor de richtlijn te kunnen blokkeren. Frankrijk en Duitsland leggen bij een EU-wetgevingsproces veel gewicht in de schaal en deze twee landen kwamen in de Raad tot een compromis, waarbij door toedoen van Duitsland de uitzonderingsregeling voor kleine platforms in het voorstel is opgenomen. De steun van Duitsland is overigens merkwaardig, niet alleen vanwege de daar levende kritiek op de auteursrechtrichtlijn, maar ook omdat in het huidige Duitse regeerakkoord staat dat het instellen van uploadfilters wordt afgewezen. Daarin worden de filters betiteld als 'onevenredig'.
Meer dan vijf miljoen mensen hebben een petitie tegen artikel 13 getekend, naar verluidt hebben ongeveer 126 EU-parlementariërs aangegeven tegen het voorstel te stemmen en een Poolse fractie heeft aangegeven tegen te stemmen als artikel 13 niet wordt verwijderd. De Nederlandse Europarlementariërs van de SP hebben ondanks een eerdere verklaring om tegen te stemmen en later een verklaring om voor te stemmen, uiteindelijk besloten zich te onthouden van de stemming. De Nederlandse Europarlementariërs van onder meer de VVD, D66, PvdA, en GroenLinks hebben tegen gestemd, terwijl de leden van het CDA groen licht hebben gegeven.
Nu een meerderheid van 348 parlementariërs in het Europarlement voor de vernieuwde EU-auteursrechtrichtlijn heeft gestemd, zijn de nieuwe regels een feit. Binnen enkele maanden wordt de richtlijn officieel gepubliceerd, waarna de individuele lidstaten in principe twee jaar de tijd krijgen om hem om te zetten in nationale wetgeving. Dat betekent dat de nieuwe regels rond de zomer van 2021 van kracht zullen zijn.