Microsoft investeert misschien nog meer in quantumtech dan IBM. Het bedrijf heeft in de afgelopen jaren zogenoemde Station Q-laboratoria opgericht in onder andere Santa Barbara, Sydney, Kopenhagen en Delft. Het bedrijf heeft teams met vooraanstaande wetenschappers op het gebied van quantumhardware en -software, natuurkunde en wiskunde uit de hele wereld om zich heen verzameld. Ondanks de miljoenen dollars die Microsoft in de projecten pompt, is er een probleem; in tegenstelling tot IBM en Google heeft Microsoft nog geen quantumprocessor.
Dat komt doordat Microsoft wedt op een bijzonder paard: qubits op basis van majorana-quasideeltjes. Een majorana-quasideeltje is een fermion dat zijn eigen antideeltje is. Het bestaan ervan is al voorspeld in 1937 door de Italiaanse natuurkundige Ettore Majorana, maar pas theoretisch aangetoond in 2012, door een onderzoeksteam onder leiding van de Nederlander Leo Kouwenhoven. Die natuurkundige was hoogleraar aan de TU Delft en oprichter van onderzoeksinstituut QuTech, maar hij is sinds eind 2016 werkzaam bij Microsoft om zich volledig op de bouw van de quantumcomputer te kunnen storten.
De samenwerking met QuTech is hecht. Dit Delftse instituut heeft zich ontpopt als dé plek wereldwijd, waar baanbrekend onderzoek over quantumnetwerken, errorcorrectie, quantumsoftware en verschillende soorten qubits samenkomt. QuTech werkt bijvoorbeeld ook samen met Intel, dat er in een periode van tien jaar vijftig miljoen dollar in investeert. Eind vorig jaar ontving het als eerste Intels testchip met 17 qubits, maar inmiddels heeft Intel al een opvolger met 49 qubits gereed. Intel heeft zijn focus op silicon quantum computing en hoopt zijn beproefde chipproductietechnieken in te kunnen zetten voor quantumprocessors met qubits op basis van elektronenspins. Waar QuTech echter voornamelijk om vermaard is, is zijn onderzoek naar topologische qubits op basis van majorana's.
Microsoft richt zich volledig op deze topologische qubits. De aanpak verschilt wezenlijk van die van Google en IBM, die kiezen voor qubits op basis van supergeleiding, met Josephson-juncties en condensatoren van niobium. Volgens Microsoft loopt die techniek op niets uit, omdat zo'n systeem vanaf een bepaald aantal qubits hoe dan ook instabiel wordt. De superpositie van de qubits is te fragiel en de levensduur te kort om de methode in te zetten voor rekenwerk van enige omvang, ook vanwege de overhead. Er is bij de techniek van IBM en Google namelijk een grote hoeveelheid qubits extra nodig voor errorcorrectie.
Qubits op basis van majorana's zouden daarentegen erg stabiel zijn en goed bestand tegen verstoringen, waardoor ze bij uitstek geschikt zouden zijn voor een schaalbare quantumcomputer. Dat komt doordat de informatie niet in het quasideeltje zelf gecodeerd wordt, maar non-lokaal in de volgorde waarin paren van majorana's gepositioneerd zijn. Wissel je de positie van een koppel majorana's bijvoorbeeld twee keer, dan blijft informatie over die wisseling aanwezig in de quasideeltjes, vergelijkbaar met hoe draden gevlochten kunnen worden. Dit quantumvlechtwerk, of quantum braiding, levert topologische bescherming op; het kan vervormd worden door invloeden van buitenaf, maar blijft behouden.
Het probleem is alleen dat qubits met majorana's bijzonder moeilijk te maken zijn. Wetenschappers van Microsoft, de TU Delft en de Technische Universiteit Eindhoven proberen het nu met netwerken van nanodraden met een supergeleidende laag en twee majorana's in superpositie aan de uiteinden. Kouwenhoven vertelde tijdens QIS-2018 dat het steeds beter lukt dit soort nanodraden in complexe structuren te laten groeien tot een raster met een soort hashtags, met majorana's op de kruisingen. Wanneer er echter een quantumprocessor met topologische qubits te verwachten is, is niet bekend.
Dat belet Microsoft niet om alvast een Quantum Development Kit en programmeertaal voor quantumcomputing te introduceren: Q#. De reden om met een nieuwe taal te komen, is volgens John Azaria van de Quantum Architectures and Computation Group bij Microsoft dat zo specifieke functionaliteit geboden kan worden, er voordelen zijn wat footprint betreft en er ruimte is voor verdere optimalisatie in de toekomst. De taal is geïntegreerd in Visual Studio en gekoppeld aan simulatoren die lokaal en, als er meer dan 40 virtuele qubits nodig zijn, op de Azure-clouddienst draaien.
"Bij Microsoft hanteren we een model waarbij we de quantumcomputer zien als een soort coprocessor", vertelt Azaria. "Ontwikkelaars moeten zich op de code kunnen richten en zich zo min mogelijk bezig hoeven te houden met de vraag: waar draait het? Zo kun je je voorstellen dat een ontwikkelaar straks alles lokaal laat draaien, behalve het stukje quantumcode. Het is goed als er nu al een generatie ontwikkelaars ontstaat die helpt om te experimenteren met algoritmes en software voor quantumcomputing."
Ook Azaria geeft toe dat niemand een duidelijk idee heeft wat de quantumcomputer gaat opleveren. "Maar potentieel gaat het om het oplossen van levensveranderende problemen. Het kan tot doorbraken bij scheikunde leiden, bij het modelleren van enzymen. Dat kan grote gevolgen hebben voor het aanpakken van de voedselschaarste. Of wellicht helpen de berekeningen bij het vinden van een nieuw supergeleidend materiaal, dat energietransport zonder verlies mogelijk maakt."