Tien jaar geleden kondigden Olympus en Panasonic het micro four thirds-camerasysteem aan. Het systeem bestaat nog altijd, maar de camera's en de cameramarkt zijn flink veranderd. Ter ere van de tiende verjaardag blikken we terug op de ontwikkeling.
Ten tijde van de aankondiging van het micro four thirds-systeem was de markt voor digitale camera's in volle bloei. Het waren de grote spiegelreflexcamera's die op dat moment de dienst uitmaakten. Iedereen die een beetje serieus bezig was met fotografie, had een dslr of had op zijn minst zo'n camera op zijn wishlist staan.
In dat tijdperk had Olympus al behoorlijk kleine spiegelreflexcamera's, zoals de 380 gram wegende E-420. Door de aanwezigheid van een spiegelconstructie en een optische zoeker, was het echter onmogelijk om spiegelreflexcamera's nog kleiner en dunner te maken. Olympus en Panasonic kwamen daarom met hun mft-systeem. Dat gebruikt dezelfde 4/3"-sensor als het four thirds-systeem, maar de spiegel is weggelaten en daardoor is ook de optische zoeker vervallen. De lens kon nu veel dichter bij de sensor worden geplaatst, wat kleine camera's mogelijk maakte, maar ook een nieuwe lensvatting en nieuwe objectieven vereiste.
Op de Photokina in 2008 toonde Olympus een mock-up van de eerste mft-camera. Het was een nogal blokachtig model en een jaar later verscheen er een productieversie in de vorm van de Olympus Pen E-P1. De eerste mft-camera's van Olympus waren betrekkelijk eenvoudig. Ze waren gericht op gebruikers die een compactcamera hadden en iets 'beters' wilden, maar geen zin hadden om een zware dslr mee te slepen.
Panasonic pakte het anders aan met zijn eerste mft-camera. Dat was de Lumix G1 en die leek uiterlijk op een spiegelreflex, maar Panasonic wilde zich onderscheiden met functies als een digitale zoeker en een uitklapscherm met live view.
In de jaren na de introductie van de mft-camera's stortten de leveringen van compactcamera's in. Olympus en Panasonic hoopten dat op te vangen met hun nieuwe, kleine systeemcamera's. Ze richtten dergelijke modellen dan ook niet altijd op fotografen, Olympus mikte met zijn Pen-modellen bijvoorbeeld op fashionbloggers en Panasonic deed hetzelfde met eenvoudige modellen in zijn GF-serie.
Iedereen moest dus aan de systeemcamera, want compactcamera's werden nauwelijks meer verkocht. De massa bleek echter niet warm te lopen voor de aanschaf van een betere camera. De teloorgang van de compactcamera is te wijten aan de opkomst van de smartphone. Consumenten blijken hun telefoon prima te vinden om plaatjes mee te schieten en steeds minder mensen kopen daarnaast een camera.
Door de dalende cameraverkopen veranderde de cameramarkt aanzienlijk. Fabrikanten beseften dat het weinig nut heeft om zich met hun producten te richten op de massa en grote aantallen. Het is verstandiger om dure high-end modellen te maken, die meerwaarde bieden voor professionele fotografen. Op dergelijke toestellen zit meer marge.
Olympus deed dat door in te spelen op nostalgie en zijn camera's een retro-uiterlijk te geven. Na talloze Pen-camera's te hebben uitgebracht kwam Olympus in 2012 met de OM-D E-M5, die wat uiterlijk betreft deed denken aan de oude OM-dslr's. De E-M5 is niet alleen retro, hij is ook geavanceerder dan de eerdere Pen-camera's, door de toevoeging van een elektrische zoeker en meer handmatige bedieningsknoppen. In 2016 kwam Olympus ook met een geavanceerdere digitale versie van zijn Pen-camera: de Pen-F met elektronische zoeker en veel knoppen.
Panasonic vond een andere niche en genoot met zijn GH-serie populariteit bij filmmakers. De GH1 en GH2 boden rond hun introductie in 2009 en 2010 een unieke prijs-kwaliteitverhouding. Een filmfunctie op een camera met een grote sensor was destijds nog geen gemeengoed. Panasonic bood daarbij geavanceerde instelopties en de community deed daar een schepje bovenop met firmwarehacks. Ook de Panasonic GH4, die begin 2014 uitkwam, werd enthousiast ontvangen door filmmakers. Het was een van de eerste betaalbare camera's met een 4k-filmfunctie.
Naar mate de jaren vorderden, kromp de cameramarkt steeds meer. Slecht nieuws voor de camerafabrikanten, maar voor fotografen is het misschien zo gek nog niet. Fabrikanten moeten innoveren om fotografen over te halen om een nieuw toestel te kopen. Bij het mft-systeem leidde dat tot de aankondiging van modellen die op de professionele markt zijn gericht. Olympus kwam in 2016 met zijn OM-D E-M1 Mark II, die tot zestig foto's per seconde kon maken en over 121 fasedetectie-autofocuspunten op de sensor beschikte.
Panasonic bleef doorgaan met zijn GH-serie, maar kwam ook met de GX-modellen. In plaats van kleiner, maakte de fabrikant de GX8 juist groter dan zijn voorgangers. Het toestel moest daarmee doen denken aan serieuze meetzoekers, zoals Leica die maakt. Begin 2018 bracht Panasonic bovendien de Lumix G9 uit, een tegenhanger voor de E-M1 van Olympus, waarmee ook fotograferen met 60fps mogelijk is. Dergelijke fotografeersnelheden laten de voordelen van een systeem zonder spiegel zien. Met een mechanische spiegelconstructie is een dergelijke fotografeersnelheid uitgesloten.
In tien jaar tijd heeft de systeemcamera enorme stappen gezet. Aanvankelijk werden camera's zonder spiegel gezien als een stapje omhoog vanaf een compactcamera, maar anno 2018 hebben de topmodellen diverse voordelen ten opzichte van spiegelreflexcamera's. Tweakers publiceerde daarover eerder dit jaar een uitgebreid achtergrondartikel. Vooral de snelheid en autofocus zijn er enorm op vooruitgegaan, net als de kwaliteit van de elektronische zoekers.
Olympus en Panasonic zijn de twee grote spelers in het mft-camerasegment, maar andere bedrijven hebben zich aangesloten. Zo maakt Xiaomi een camera en gebruikt DJI het systeem voor een aantal van zijn high-end drones. Ook filmcamerafabrikant Blackmagic heeft camera's uitgerust met een mft-lensvatting.
Het mft-systeem is het niet enige systeem voor spiegelloze camera's. Sony en Fujifilm hebben in de afgelopen jaren flink aan de weg getimmerd met hun tegenhangers. Sony zet daarbij vooral in op fullframecamera's, met een véél grotere sensor dan de mft-modellen. Het gebruik van een grotere sensor levert een betere beeldkwaliteit op, maar objectieven voor de Sony-camera's zijn ook een stuk groter en zwaarder. De Fujifilm-camera's hebben een aps-c-sensor, die wat formaat betreft tussen full frame en mft in valt.
Traditionele merken als Canon en Nikon hebben in de afgelopen jaren weinig aandacht geschonken aan systeemcamera's. Beide fabrikanten brachten wel modellen uit, maar niet in het high-end segment. Bij Nikon komt daar dit jaar verandering in. Eind augustus presenteert de Japanse fabrikant zijn systeemcamera met een fullframesensor en een nieuwe lensvatting.