Een Amerikaanse rechter stelt dat louter een ip-adres onvoldoende bewijs is om een persoon te koppelen aan vermeende auteursrechteninbreuk. Bovendien roept de rechter op om dergelijke aanklachten in de toekomst niet-ontvankelijk te verklaren.
Rechter Gary Brown, actief in het district New York, schrijft in een gerechtelijk advies dat ip-adressen door een rechtbank niet gekoppeld kunnen worden aan een persoon en daarom onvoldoende zijn om op basis van uitsluitend dat gegeven een persoon te veroordelen wegens auteursrechtenschending. Volgens de rechter is een ip-adres alleen een verwijzing naar een mogelijke locatie waar een computer, of een ander apparaat met een internetverbinding, wordt gebruikt. Daarbij trekt Brown de vergelijking met een telefoonnummer.
Volgens Brown heeft de opkomst van wifi-netwerken, waarbij meerdere apparaten en gebruikers kunnen opereren achter één ip-adres, de waarde van een ip-adres als bewijsmiddel nog verder uitgehold. Daarbij wijst de rechter er nog op dat wifi-netwerken onbeveiligd kunnen zijn, waardoor willekeurige personen via het draadloze netwerk van een ander illegaal kunnen downloaden.
Brown concludeert dan ook dat een ip-adres, dat door Amerikaanse auteursrechtenorganisaties stelselmatig als enig bewijs wordt ingediend in aanklachten tegen vermeende downloaders, onvoldoende is omdat er onschuldigen veroordeeld kunnen worden. De rechter stelt dan ook dat dergelijke zaken in het Eastern District van New York voortaan niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Het gerechtelijk advies kan een grote impact hebben op de talloze rechtszaken die door organisaties als de MPAA en RIAA zijn aangespannen tegen vermeende downloaders. In een groot aantal gevallen werden door de aanklagers uitsluitend ip-adressen als bewijsmateriaal aangedragen, terwijl de beklaagden het vaak aan financiële middelen ontbrak om zich te kunnen verdedigen.