De staat van quantumcomputing
De quantumcomputer spreekt enorm tot de verbeelding, maar gold lang als toekomstmuziek. De systemen die er zijn, bevinden zich veelal in laboratoria en zijn opgebouwd uit een complexe wirwar van leidingen en kabels, met onderdelen die tot enkele graden boven het absolute nulpunt gekoeld moeten worden. De stellages voldoen niet aan het beeld dat mensen van een computer hebben. Heel veel toepassingen voor de rekenmonsters waren er lange tijd niet en de toepassingen die wetenschappers bedachten, waren hoe dan ook theoretisch.
In de afgelopen jaren is er echter iets veranderd. De techgiganten Microsoft, Google en IBM hebben zich vol op de ontwikkeling van quantummachines gestort. Blijkbaar zijn er zoveel vorderingen gemaakt en zijn de voordelen van het hebben van een werkende quantumcomputer inmiddels zo evident, dat er een soort race is ontstaan wie als eerste een werkend exemplaar kan inzetten, een space race op quantumgebied.
Over quantumcomputing hebben we in de afgelopen jaren regelmatig geschreven en vooral in het artikel Kwantumcomputers komen eraan kwam de werking aan bod. We gaan hier niet opnieuw uit de doeken doen hoe qubits de basis vormen en hoe die zowel een 0 als een 1 kunnen zijn. Om een idee te geven van de rekencapaciteiten, is het wellicht behulpzaam het voorbeeld van Discover van twintig jaar geleden aan te halen.
/i/2001779007.jpeg?f=imagenormal)
Stel je moet een map met documenten vinden die iemand in de lade van zijn bureau in een groot kantoorgebouw heeft achtergelaten, je weet alleen niet welk bureau. Je kunt bij de onderste etage bij het eerste bureau beginnen met kijken en zo een voor een alle bureaus afgaan. Dit is vergelijkbaar met hoe een klassieke cpu het aanpakt: serieel. Je kunt ook teams samenstellen die tegelijk de bureaus van verschillende etages controleren en hun bevindingen doorgeven. Dit is vergelijkbaar met parallelle verwerking zoals gpu's die bijvoorbeeld bieden.
Een quantumcomputer pakt het helemaal anders aan. Een manier om het te vergelijken is dat je zoveel klonen van je zelf maakt, dat je op hetzelfde moment in alle laatjes tegelijk kunt kijken. Bij het vinden van de map met documenten verdwijnen alle klonen op de vinder na. Het is natuurlijk een ongenuanceerde vergelijking, maar ze geeft wel aan dat de quantumcomputer enorme snelheidswinst kan bieden, al is het voor een beperkte groep berekeningen. Bekende voorbeelden van ontwikkelde algoritmen zijn bijvoorbeeld die voor zoeken in ongestructureerde databases, namelijk het algoritme van Grover, en die voor het berekenen van priemfactoren van een integer, Shors algoritme. Inmiddels zijn er meer dan vijftig quantumalgoritmes bedacht.
In Delft vond in januari de 21ste editie van de QIP, de Quantum Information Processing-conferentie, plaats. Dit is wereldwijd de belangrijkste bijeenkomst voor onderzoekers die zich met quantuminformatie bezighouden. Naast een heleboel wetenschappers waren daar ook IBM, Microsoft en Google aanwezig om de laatste technologische vorderingen te schetsen. Dat bood ons een mooie gelegenheid om te vragen waar we nu staan bij de ontwikkeling van de quantumcomputer en waar de bedrijven de systemen eigenlijk voor denken te kunnen inzetten.

Google: op zoek naar quantum supremacy
De toename van het aantal te draaien algoritmes betekent niet dat er een duidelijk beeld is van wat we nu eigenlijk gaan hebben aan quantumcomputers. "Als we op dit moment zouden beschikken over een quantumcomputer met 170 qubits, zouden we niet weten wat we ermee moeten doen", vertelt Dave Bacon, quantum bridge builder bij Google. Waarom investeren Google en andere techgiganten er dan zoveel in? "Quantumcomputers hebben de potentie om de wereld te veranderen. Het past bij een bedrijf als Google om daar op in te zetten, denk aan de Moonshot-projecten. Je loopt het risico de boot te missen als je er niet nu al mee aan de slag gaat."
Hij geeft toe dat het een gok is om te investeren in technologie die wellicht maar enkele toepassingen krijgt. "Maar in de eerste dagen van de klassieke computer dachten wetenschappers ook dat de systemen misschien alleen voor cryptografie in te zetten zouden zijn. Pas daarna kwamen alle andere functies. Het is het risico van exploring, onderzoeken." Bacon noemt cryptografie niet voor niets. Hoewel de toekomst van de quantumcomputer vol onzekerheden is, voorziet de wetenschap op het terrein van de quantumcryptografie hoe dan ook grote gevolgen. Dat is waarom al flink wordt nagedacht over resistente encryptie.
/i/2001778995.jpeg?f=imagenormal)
Volgens de Google-onderzoeker staan we met één been in het tijdperk van nisq. Die term staat voor noisy intermediate-scale quantum en is onlangs aangedragen door John Preskill van het Californische Institute for Quantum Information. Quantumsystemen die nu realiseerbaar zijn, markeren volgens Preskill een tussenfase. Het gaat dan om systemen met 49 à 50 qubits, onlangs door Google, Intel en IBM aangekondigd, tot pakweg 100 qubits of nog wat meer. Die systemen gaan de wereld nog niet veranderen, maar ze luiden wel het begin van quantum supremacy in; in potentie kunnen quantumcomputers vanaf 50 qubits rekentaken afhandelen die klassieke computers niet aan zullen kunnen. Bij huidige quantumsystemen met enkele qubits kunnen klassieke computers de berekeningen nog prima simuleren, maar vanaf dat punt kan dat niet meer.
Bij onderzoek naar de grenzen van quantum supremacy simuleerde Google circuits van qubits op de Edison-supercomputer van het National Energy Research Scientific Computing Center. Niet alleen de rekenkracht neemt snel toe bij een vergroting van het aantal qubits, maar ook de geheugenhonger. Bij een raster van 6 × 4 qubits is nog 268MB nodig om de getallen te huisvesten, maar bij 6 × 7 neemt dat al toe tot 70TB. De sprong naar 6 × 8, een quantumcomputer van 48 qubits, is nog extremer; daar is 2,252 petabyte voor nodig, meer dan welke supercomputer van dit moment dan ook heeft.
De eerste generatie nisq-systemen moet het volgens Preskill doen met noisy gates zonder quantum error-correctie en de grote hoeveelheid ruis gaat ernstig afbreuk doen aan de bruikbaarheid. Bovendien wordt het lastig om de uitkomsten te valideren en blijft de snelheid van klassieke computers toenemen, terwijl ook de algoritmes voor die klassieke systemen verbeterd blijven worden. Onderzoekers zouden zich dan ook moeten richten op het zoeken naar taken waar de quantumsystemen echt snelheidswinst bieden.
Google zelf hoopt vooral winst te boeken op het gebied van machinelearning. Voordat Google zijn eigen project opzette om een quantumcomputer te bouwen, deed het bedrijf ervaring op met het 2X-systeem van D-Wave. Dat bedrijf heeft inmiddels een systeem met maar liefst tweeduizend qubits. De werking berust echter op quantum annealing en er zijn grote verschillen tussen quantum annealing en universal gate quantum computing. Een systeem op basis van quantum annealing is voor specifieke taken geschikt, maar kan bijvoorbeeld niet Shors algoritme voor priemfactoren draaien. Ook zijn er vragen over hoe schaalbaar annealers zijn naarmate ze complexere rekentaken voor hun kiezen krijgen. Een universele quantumcomputer met accurate quantumgates zal breder inzetbaar zijn en een duidelijkere snelheidswinst ten opzichte van klassieke computers laten zien.
/i/2001774305.jpeg?f=imagenormal)
Annealing quantumchip van D-Wave
IBM (en Rigetti): programmeren via webinterface
IBM lijkt het verst te zijn met de ontwikkeling van een quantumsysteem. Halverwege 2016 introduceerde Big Blue een internetdienst die gekoppeld was aan een quantumprocessor van 5 qubits. Met de Quantum Experience-dienst konden geïnteresseerden algoritmes uitproberen die ze zelf samenstelden via een visuele webinterface. IBM hoopte zo inzicht te krijgen in de mogelijkheden van het systeem. Het gros van de gebruikers krijgt overigens resultaten via simulaties. De dienst zet de quantumchip beperkt in.
/i/2001774299.jpeg?f=imagenormal)
Halverwege vorig jaar ontsloot het bedrijf een chip van 16 qubits via de dienst en een andere chip, met 17 qubits, is in ontwikkeling om commercieel ingezet te worden in IBM Q-systemen. Hoe hard het gaat bij het concern, bleek eind 2017, toen IBM liet weten dat de chip voor de Quantum Experience-dienst alweer een upgrade zou krijgen, van 16 naar 20 qubits. De nieuwe chip biedt bovendien een langere coherence time, de tijd waarbinnen de qubits in superpositie blijven. Die tijd is bij de laatste generatie verhoogd van zo'n 50 naar 90 microseconden. IBM heeft daarnaast een prototype met 50 qubits in ontwikkeling en zelfs al twaalf klanten voor IBM Q. JP Morgan, Daimler en Samsung gaan samen met IBM onderzoeken in hoeverre de systemen van nut kunnen zijn voor respectievelijk de financiële markt, de ontwikkeling van materialen voor voertuigen en de halfgeleiderindustrie.
/i/2001774295.jpeg?f=imagenormal)
Hoe indrukwekkend de vorderingen ook klinken, IBM sprak tijdens QIP-2018 zelf van simpele speelgoeddemonstraties. In de komende jaren gaan we naar kleine circuits die wat resultaat gaan opleveren, denkt het bedrijf. IBM benadrukt regelmatig dat we ons niet blind moeten staren op de hoeveelheid qubits, maar dat ook de errorcorrectie en de diepte een cruciale rol spelen. De diepte geeft weer hoeveel logische stappen je in het rekenwerk kunt uitvoeren op een systeem met coherente qubits. De verhouding tussen de mate van errorcorrectie en het aantal qubits wordt door IBM het Quantum Volume genoemd.
Aan de achterkant werkt IBM dus aan het vergroten van het Quantum Volume en aan de voorkant kunnen gebruikers de visuele Quantum Composer inzetten om algoritmes te testen. IBM biedt echter ook een softwaredevelopmentkit, de Quantum Information Software Kit, kortweg QISKit. Deze Python-kit stelt ontwikkelaars in staat software te schrijven voor de verbinding met de quantumprocessor, om code op basis van de Open Quantum Assembly Language, of OpenQASM, op het systeem te draaien.
/i/2001774307.jpeg?f=imagenormal)
Rigetti: de start-up-benadering
Dat je geen gigant met een rijk techverleden als IBM hoeft te zijn om iets vergelijkbaars als IBM Q te realiseren, liet Rigetti zien tijdens QIP-2018. Rigetti Computing is in 2013 opgericht door een voormalige IBM-medewerker die daar aan de quantumcomputer werkte. Het bedrijf begon als kleine start-up en heeft inmiddels enkele tientallen medewerkers. Het heeft inmiddels ook een werkende quantumprocessor met 19 qubits ontwikkeld in een eigen minifab. Hierop heeft Rigetti een clusteringalgoritme gedraaid. Dit soort algoritmen spelen een rol bij machinelearning. Hoewel de komst van een praktische toepassing voor machinelearning daarmee nog niet aangetoond is, is het wel een significante stap daarnaartoe en bovendien een opsteker voor het kleine Rigetti.
Dat niet alleen, het bedrijfje heeft een hele ontwikkelomgeving met de naam Forest, waarmee programmeurs software en algoritmen voor de processor kunnen testen. Daarnaast is er een Quantum Virtual Machine met tot 30 virtuele qubits. Net als IBM werkt Rigetti dus aan het hele plaatje, in de hoop dat rond de quantumcomputer een miljardenindustrie ontstaat. Op QIP-2018 maakte het bedrijf indruk door tijdens de presentatie live een algoritme via Forest op zijn eigen quantumprocessor te draaien.
/i/2001774297.jpeg?f=imagenormal)
Microsoft: wachten op de topologische qubit uit Delft
Microsoft investeert misschien nog meer in quantumtech dan IBM. Het bedrijf heeft in de afgelopen jaren zogenoemde Station Q-laboratoria opgericht in onder andere Santa Barbara, Sydney, Kopenhagen en Delft. Het bedrijf heeft teams met vooraanstaande wetenschappers op het gebied van quantumhardware en -software, natuurkunde en wiskunde uit de hele wereld om zich heen verzameld. Ondanks de miljoenen dollars die Microsoft in de projecten pompt, is er een probleem; in tegenstelling tot IBM en Google heeft Microsoft nog geen quantumprocessor.
Dat komt doordat Microsoft wedt op een bijzonder paard: qubits op basis van majorana-quasideeltjes. Een majorana-quasideeltje is een fermion dat zijn eigen antideeltje is. Het bestaan ervan is al voorspeld in 1937 door de Italiaanse natuurkundige Ettore Majorana, maar pas theoretisch aangetoond in 2012, door een onderzoeksteam onder leiding van de Nederlander Leo Kouwenhoven. Die natuurkundige was hoogleraar aan de TU Delft en oprichter van onderzoeksinstituut QuTech, maar hij is sinds eind 2016 werkzaam bij Microsoft om zich volledig op de bouw van de quantumcomputer te kunnen storten.
De samenwerking met QuTech is hecht. Dit Delftse instituut heeft zich ontpopt als dé plek wereldwijd, waar baanbrekend onderzoek over quantumnetwerken, errorcorrectie, quantumsoftware en verschillende soorten qubits samenkomt. QuTech werkt bijvoorbeeld ook samen met Intel, dat er in een periode van tien jaar vijftig miljoen dollar in investeert. Eind vorig jaar ontving het als eerste Intels testchip met 17 qubits, maar inmiddels heeft Intel al een opvolger met 49 qubits gereed. Intel heeft zijn focus op silicon quantum computing en hoopt zijn beproefde chipproductietechnieken in te kunnen zetten voor quantumprocessors met qubits op basis van elektronenspins. Waar QuTech echter voornamelijk om vermaard is, is zijn onderzoek naar topologische qubits op basis van majorana's.

Microsoft richt zich volledig op deze topologische qubits. De aanpak verschilt wezenlijk van die van Google en IBM, die kiezen voor qubits op basis van supergeleiding, met Josephson-juncties en condensatoren van niobium. Volgens Microsoft loopt die techniek op niets uit, omdat zo'n systeem vanaf een bepaald aantal qubits hoe dan ook instabiel wordt. De superpositie van de qubits is te fragiel en de levensduur te kort om de methode in te zetten voor rekenwerk van enige omvang, ook vanwege de overhead. Er is bij de techniek van IBM en Google namelijk een grote hoeveelheid qubits extra nodig voor errorcorrectie.
Qubits op basis van majorana's zouden daarentegen erg stabiel zijn en goed bestand tegen verstoringen, waardoor ze bij uitstek geschikt zouden zijn voor een schaalbare quantumcomputer. Dat komt doordat de informatie niet in het quasideeltje zelf gecodeerd wordt, maar non-lokaal in de volgorde waarin paren van majorana's gepositioneerd zijn. Wissel je de positie van een koppel majorana's bijvoorbeeld twee keer, dan blijft informatie over die wisseling aanwezig in de quasideeltjes, vergelijkbaar met hoe draden gevlochten kunnen worden. Dit quantumvlechtwerk, of quantum braiding, levert topologische bescherming op; het kan vervormd worden door invloeden van buitenaf, maar blijft behouden.

Het probleem is alleen dat qubits met majorana's bijzonder moeilijk te maken zijn. Wetenschappers van Microsoft, de TU Delft en de Technische Universiteit Eindhoven proberen het nu met netwerken van nanodraden met een supergeleidende laag en twee majorana's in superpositie aan de uiteinden. Kouwenhoven vertelde tijdens QIS-2018 dat het steeds beter lukt dit soort nanodraden in complexe structuren te laten groeien tot een raster met een soort hashtags, met majorana's op de kruisingen. Wanneer er echter een quantumprocessor met topologische qubits te verwachten is, is niet bekend.
Dat belet Microsoft niet om alvast een Quantum Development Kit en programmeertaal voor quantumcomputing te introduceren: Q#. De reden om met een nieuwe taal te komen, is volgens John Azaria van de Quantum Architectures and Computation Group bij Microsoft dat zo specifieke functionaliteit geboden kan worden, er voordelen zijn wat footprint betreft en er ruimte is voor verdere optimalisatie in de toekomst. De taal is geïntegreerd in Visual Studio en gekoppeld aan simulatoren die lokaal en, als er meer dan 40 virtuele qubits nodig zijn, op de Azure-clouddienst draaien.
"Bij Microsoft hanteren we een model waarbij we de quantumcomputer zien als een soort coprocessor", vertelt Azaria. "Ontwikkelaars moeten zich op de code kunnen richten en zich zo min mogelijk bezig hoeven te houden met de vraag: waar draait het? Zo kun je je voorstellen dat een ontwikkelaar straks alles lokaal laat draaien, behalve het stukje quantumcode. Het is goed als er nu al een generatie ontwikkelaars ontstaat die helpt om te experimenteren met algoritmes en software voor quantumcomputing."
Ook Azaria geeft toe dat niemand een duidelijk idee heeft wat de quantumcomputer gaat opleveren. "Maar potentieel gaat het om het oplossen van levensveranderende problemen. Het kan tot doorbraken bij scheikunde leiden, bij het modelleren van enzymen. Dat kan grote gevolgen hebben voor het aanpakken van de voedselschaarste. Of wellicht helpen de berekeningen bij het vinden van een nieuw supergeleidend materiaal, dat energietransport zonder verlies mogelijk maakt."