Het inmiddels beruchte Eolas-patent wordt opnieuw onderzocht om vast te stellen of het wel geldig verleend is. Het patent, dat in handen is van de universiteit van Californië en in licentie gehouden wordt door Eolas, rust op technologie die het mogelijk maakt om in dezelfde pagina informatie weer te geven die de browser zonder extern programmaatje niet kan tonen. Directe aanleiding voor de beslissing van het United States Patent and Trademark Office (USPTO) is het verzoek van het World Wide Web Consortium (W3C) om de zaak opnieuw te bekijken. Er was namelijk grote commotie onstaan toen een Amerikaanse rechter oordeelde dat Microsoft een boete van 520 miljoen dollar moest betalen wegens het gebruik van deze technologie in Internet Explorer. Microsoft ging in beroep, maar deed uit voorzorg alvast enkele aanpassingen aan de browser.
Omdat miljoenen websites plug-ins en soortgelijke invoegtoepassingen bevatten, zou een groot deel van de bestaande websites geruïneerd worden als browsers ineens niet meer van de technologie gebruik zouden mogen maken. Tim Berners-Lee, de directeur van het W3C, claimt dat er sprake is van het bestaan van 'prior art' in deze kwestie. Dat betekent dat er reeds eerder een dergelijke techiek gepatenteerd zou zijn, waardoor het patent van Eolas niet geldig zou zijn. Geen van de belanghebbenden in deze zaak wilde officieel commentaar geven. Dale Dougherty, die getuigd heeft voor Microsoft in de rechtszaak over het patent, vond het opvallend dat het USPTO meer op basis van praktische dan van economische en principiële argumenten lijkt te hebben besloten tot het onderzoek:
"The thing that's exciting to me is that the (US)PTO sort of made the ruling on the basis of how much interest there is in this issue on the Internet," said Dale Dougherty, a vice president of online publishing and research at publisher O'Reilly & Associates, who posted news of the USPTO's decision on the O'Reilly Web site. "And it seems that they felt they had to respond to it."