Microsoft is er via een hoger beroep in geslaagd te bewerkstelligen dat het zogeheten Eolas-patent in een nieuwe hoorzitting onder de aandacht van een nieuwe rechter gebracht zal worden. Het bewuste patent, dat eigendom is van de University of California at San Francisco-spinoff Eolas, beschrijft een methode om een webbrowser automatisch stukjes software aan te laten roepen - de welbekende plugins. Wetenschapper Michael Doyle van Eolas zou al in 1993 prior art hebben gedemonstreerd, en de rechter achtte in 2003 een prijskaartje van ruim een half miljard dollar wel schappelijk voor het gebruik van de techniek door de softwaregigant - die in 1994 een licentieaanbod van Eolas had geweigerd. Eind vorig jaar strandde Microsofts pogingen voor een juridische heroverweging bij het Amerikaanse hooggerechtshof, waarop het softwarebedrijf besloot om zijn Internet Explorer-browser te wijzigen, zodat ActiveX-controls niet langer automatisch zouden starten. Tussendoor stuurde het bedrijf zijn advocaat nog bij het US Patent Office langs om te argumenteren dat de gebruikte html-tags zoals <applet>
zo voor de hand ligt dat niemand zich er eigenaar van kan noemen. Nu de zaak alsnog opnieuw worden zal gehoord hoeft het half miljard voorlopig nog niet op Michael Doyles rekening te worden bijgeschreven.
Eind februari bracht Microsoft de Eolas-patch los uit, en maakte deze op de Patch Tuesday van de maand april onderdeel van zijn maandelijkse lekkendichtronde. Dat deed het bedrijf vermoedelijk om te vermijden dat het ervan beschuldigd zou worden niet alles te hebben gedaan om de functionaliteit uit zijn Internet Explorer-browser te verwijderen. Niettemin was de aanwezigheid van een 'juridische' patch temidden van een reeks kritieke bugpatches op zijn minst eigenaardig te noemen.
