Ondanks het feit dat een eerder vonnis tot betaling van 521 miljoen dollar eerder deze maand werd teruggedraaid, gaat Microsoft in hoger beroep in de zaak die tegen haar is aangespannen door softwarebedrijf Eolas. Laatstgenoemde claimde in 2003 in bezit te zijn van een patent op het gebruik van plugins en externe applicaties in internetpagina's, en eiste daarom bijna anderhalve dollar voor iedere versie van Windows voorzien van Internet Explorer die tussen november 1998 en september 2001 verkocht was. Hoewel dit bedrag in de zomer van 2003 aan Eolas werd toegekend, werd deze beslissing begin deze maand voorlopig ongedaan gemaakt, toen het gerechtshof een nieuwe rechtszaak sommeerde om te onderzoeken of het patent überhaupt toegekend hadden mogen worden.
Het beroep dat Microsoft nu aantekent heeft betrekking op een deel van de aanklacht die in de uitspraak van 2 maart ongemoeid bleef: de verkoop van Internet Explorer buiten de Verenigde Staten door middel van 'gold master discs', die door buitenlandse computerfabrikanten gebruikt worden om snel software te installeren. De rechter stelde namelijk dat de gold masters de gepatenteerde code bevatten, en zodoende inbreuk maken op het omstreden Eolas-patent.
Microsoft betoogt echter dat het leveren van gold masters niet gelijk is aan het exporteren van software: het levert geen kant-en-klaar product af, maar instructies voor het produceren (in dit geval 'compileren') van dat product (de software). Omdat het eindproduct niet gemaakt wordt in de Verenigde Staten, vinden de advocaten van de softwaregigant dat Amerikaanse patentwetgeving hier niet op van toepassing kan zijn. Hoewel een beslissing in het voordeel van Microsoft het bedrijf zeer veel geld zou besparen, zou de beslissing ook gevolgen kunnen hebben voor andere softwarebedrijven die gebruik maken van gold masters.