Het ontgaat mij waar de stelling in je eerste volzin nou precies een reflectie zou vinden in mijn verhaal, wellicht begrijp ik je verkeerd en kun je mij dat verduidelijken. Mijn punt is in ieder geval dat vaak gedacht wordt dat de overheid frequentieveilingen houden om geld te verdienen. De theorie achter deze veilingen is juist dat er een perfect equilibrium wordt gevonden in de vorm van de reële waarde van dat goed. De reële waarde is het bedrag dat in een gezonde verhouding staat ten aanzien van het terugverdien model. Een veiling is dan een van de minst oneerlijke manieren om een schaars goed te verdelen tussen geïnteresseerde partijen, en tegelijkertijd te garanderen dat er efficient gebruikt van wordt gemaakt.
Dat de investeringen (dus ook de investering die gemaakt worden voor het verkrijgen van de licentie) terugverdiend moeten worden lijkt mij een gegeven dat niet ter discussie staat. Dat exorbitant hoge veilingbedragen terugverdiend moeten worden met dito abonnementskosten is een scenario dat normaliter niet plaats zou moeten kunnen vinden. De bedoeling van een veiling is om geen overspannen verkoopprijzen te bereiken, maar op een waarde die dicht bij de reële waarde ligt.
Wat ik verder heb proberen te schetsen is het contrast tussen de investering die gepaard gaat met het verkrijgen van de licentie, en de achterliggende vereiste investeringen in het netwerk. Die zijn risicovol (
zie Sunk costs), gaan gepaard met een enorme investeringsdrempel, en vereisen continue herinvestering mede dankzij de snelle innovatie. Daar komt nog eens bij dat een bedrijf zichzelf in principe vastlegt voor een lange termijn om dit spelletje te blijven spelen. Je stapt namelijk niet zo makkelijk uit een operatie die gepaard gaat met voornoemde type investeringen, en als je dat doet is dat meestal niet zo'n gunstige deal (lees: Orange, Telfort). Dus tegen relatief lage prijzen verkrijg je eigenlijk niet veel meer dan toegang (de licentie) tot een durfinvesteerdersmarkt, en dan begint het spel met het grote geld pas echt.
Hoe dan ook, je laatste stelling (min of meer als feit gepresenteerd) kan ik niet echt volgen. Wellicht is het slechts een vermoeden dat providers in het geniep afspraken maken (en daarbij de kartelwetgeving klaarblijkelijk aan hun laars lappen). Misschien heb je wel informatie om die stelling te staven. In dat geval zal de NMa bijzonder geïnteresseerd zijn. Wat me vermoedelijk eerder aan de hand lijkt is dat de providers afgelopen zomer hun productaanbod bij hebben gesteld aan de ontwikkelingen in de markt, en dat ze elkaar daar waarschijnlijk stilzwijgend bij gevolgd hebben (ook wel: stilzwijgende collusie genoemd).
Van Dam stelde daar in de Tweede Kamer nog vragen over en kreeg van de minister als antwoord:
"
Ik neem aan dat gedoeld wordt op de analyse mobiele markten van november 2010 door OPTA. In die analyse concludeert OPTA dat er geen sprake is van aanmerkelijke marktmacht op de markten voor mobiele telecomdienstverlening. Dit betekent dat er sprake is van daadwerkelijke concurrentie. Er bestaan volgens OPTA wel aanwijzingen dat de drie huidige aanbieders met een eigen netwerk in staat zijn om de concurrentiedruk die zij op elkaar uitoefenen te beperken en dat er enig risico op stilzwijgende coördinatie is. Ik onderken, in het verlengde van OPTA, dit risico. Tegelijkertijd constateer ik dat er in dit geval voor alle drie een aanleiding is om in korte tijd met nieuwe abonnementsvormen te komen: een verandering in de vraag, met explosief groeiend dataverkeer en de voorgenomen regelgeving voor netneutraliteit."
[...]
"
In een markt met een beperkt aantal (grote) spelers vormt dergelijke coördinatie een risico. Mede om het risico van stilzwijgende coördinatie te beperken wordt bij de volgende verdeling van frequentieruimte spectrum gereserveerd voor één of meerdere nieuwkomers. Onwenselijk is verder ieder stilzwijgend of rechtstreeks contact tussen ondernemingen waardoor het marktgedrag van een bestaande of mogelijke concurrent wordt beïnvloed, waardoor de risico's van de onderlinge concurrentie welbewust worden vervangen door feitelijke samenwerking. Dergelijk onwenselijk gedrag kan in strijd zijn met het kartelverbod in artikel 6 van de Mededingingswet of artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is bevoegd tegen ongeoorloofde kartelafspraken op te treden."
(voor alle vragen en antwoorden zie: Beantwoording vragen over abonnementen voor mobiel internet)
[Reactie gewijzigd door tiefschwarz op 28 november 2011 23:14]