Ten minste 5,7 procent van het totale aantal huishoudens in Nederland kan sinds eind 2009 beschikken over internet via glasvezel. Dit is lager dan eerdere prognoses, maar voor eind 2014 wordt een groei naar 32 procent verwacht.
Volgens een jaarlijks rapport van Telecompaper is het aantal 'homes passed', oftewel het aantal huishoudens waarbij glasvezel tot in de meterkast is aangelegd, in 2014 naar verwachting gegroeid naar 32 procent, terwijl het aantal huishoudens dat glasvezelabonnee is, groeit naar 19 procent. Eind 2009 bedroeg dat laatste percentage volgens het rapport nog 2,4 procent. De verwachte stijging in 2014 is onder meer een gevolg van de inspanningen van de overheid en van gemeenten die een versnelde uitrol van glasvezelnetwerken als prioriteit zien.
De groei van het aantal glasvezelaansluitingen in 2009 is volgens het rapport lager dan verwacht. Dit is onder meer een gevolg van de concurrentie van dsl-aanbieders, met onder meer het nieuwe vdsl2-aanbod, en van kabelaars die zijn overgestapt op docsis 3.0. Ook was het volgens het rapport vanwege de economische crisis moeilijk om de financiering van glasvezelprojecten in gemeenten van de grond te krijgen. Toch steeg in 2009 het aantal huishoudens waarbij glasvezel tot in de meterkast is aangelegd naar 5,7 procent, terwijl 2,4 procent van het totale aantal huishoudens ook echt glasvezelabonnee was. Eind 2009 was ftth in bijna vijftig gemeenten beschikbaar. In gebieden waar ftth grootschalig is uitgerold, ging de groei vooral ten koste van kabel.
Marktleider op het gebied van glasvezeldiensten is Reggefiber met 93 procent van de homes passed en 83 procent van het totale aantal glasvezelabonnees. CIF, beheerd door Rabo Bouwfonds, wordt volgens het rapport in 2010 waarschijnlijk de tweede speler op de Nederlandse markt. Andere toetreders op de glasvezelmarkt zijn Teleplaza, OONO en enkele universiteiten die studentenwoningen op het SURFnet-netwerk hebben aangesloten.