Facebook heeft moties ingediend om de antitrustzaken tegen het bedrijf te seponeren. Deze zaken zijn vorig jaar ingediend door de Amerikaanse FTC en verschillende Amerikaanse staten. Volgens Facebook zijn beide zaken ongegrond.
Facebook claimt in een blogpost dat de rechtszaken ongegrond zijn. Deze zaken zijn ongeveer drie maanden geleden ingediend, respectievelijk door de Federal Trade Commission en 48 procureurs-generaal van Amerikaanse staten en het eiland Guam. Het bedrijf meldde in december al op Twitter dat het bedrijf de aantijgingen aan het onderzoeken was en dat Facebook later met een reactie zou komen.
Beide rechtszaken stellen dat Facebook een illegale monopoliepositie heeft door zijn overname van Instagram en WhatsApp. Het bedrijf zou deze twee platformen hebben overgenomen om potentiële concurrenten in te lijven. Ook stellen de aanklachten dat Facebook de concurrentiepositie van andere platformen belemmert. "Al bijna tien jaar gebruikt Facebook zijn monopolie om kleinere rivalen te verpletteren en de concurrentie uit te schakelen, dit alles ten koste van gebruikers", schreef Letitia James, de procureur-generaal van New York, vorig jaar.
De FTC hoopt met zijn rechtszaak onder andere te bereiken dat Facebook door de federale rechter wordt gedwongen om WhatsApp en Instagram af te stoten. Ook eist de toezichthouder dat Facebook voortaan goedkeuring moet vragen voor toekomstige fusies en overnames. Facebook stelt dat dit ongegrond is en beweert dat de FTC geen aannemelijk bewijs voor concurrentiebelemmerend gedrag heeft aangeleverd. Het bedrijf stelt daarnaast dat de FTC niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een monopolie.
Het platform stelt ook dat de FTC de overnames niet zomaar kan terugdraaien, aangezien de toezichthouder deze overnames destijds heeft goedgekeurd. "Facebook is zich niet bewust van vergelijkbare, laat staan succesvolle, aanklachten door de FTC tegen een voltooide overname die de FTC zelf heeft goedgekeurd", claimt het bedrijf in een betoog aan de rechtbank.
Het bedrijf dient ook een motie in tegen de rechtzaak van de procureurs-generaal, waarin het eveneens claimt dat de zaak ongegrond is. Facebook stelt dat de staten onbevoegd zijn om deze zaak aan te spannen. "De staten procederen niet als handhavers van de federale wet of voor schade die de staten zelf hebben geleden, maar als "parens patriae" namens hun burgers", schrijft het bedrijf. "De staten voeren niet het vereiste belang voor de rechtszaak aan, die hen de bevoegdheid zou geven om in die capaciteit een rechtszaak aan te spannen."
Ook vindt Facebook dat de staten te lang hebben gewacht met het aanspannen van de rechtszaak. "Dat is veel langer dan de uiterlijke termijn van vier jaar, de maatstaf voor de verjaring van het aanspannen van een zaak onder federale antitrustwetten", meldt het bedrijf.