De droom van echt overtuigende virtual reality houdt de mensheid al decennia bezig. We zien het dan ook regelmatig terugkomen in films en tv-series. In de jaren negentig speelden vr-brillen een rol in films als The Lawnmower Man, Disclosure en Johnny Mnemonic. En wie kent het holodeck uit Star Trek niet: de ultieme vorm van vr? Hoewel vr de laatste jaren een wederopstanding doormaakt en de ontwikkelingen sneller dan ooit gaan, zijn we nog ver verwijderd van de mogelijkheid om een virtuele wereld binnen te stappen die even echt lijkt als de wereld om ons heen.
Dat begint al bij het aansluiten. Toen we de eerste keer met een Vive aan de slag gingen, viel op hoeveel tijd we kwijt waren aan het opzetten van de trackingstations, en wie weleens met een high-end vr-headset heeft gewerkt, weet hoe makkelijk je met de kabels in de knoop kunt raken. Voor deze specifieke problemen zijn ook al oplossingen ten tonele verschenen. Voor de Vive zijn verschillende accessoires verkrijgbaar die het systeem draadloos maken, en bij de Mixed Reality-headsets wordt gewerkt met inside out tracking via camera’s op de bril, zodat je geen externe sensors nodig hebt.
Daarmee zijn we er nog lang niet. Als we tot iets willen komen dat zich met recht ‘virtuele realiteit’ mag noemen, dan zijn er op veel vlakken nog stappen te zetten. Vooral op het gebied van beeldkwaliteit. In de realiteit zien we immers geen individuele pixels, hebben we een breed blikveld, kunnen we scherpstellen op verschillende afstanden en ga zo maar door.
Gelukkig zijn fabrikanten en wetenschappers over de hele wereld bezig met oplossingen die de beeldkwaliteit van vr-brillen aanzienlijk moeten verbeteren. In dit artikel bekijken we wat nodig is om virtual reality zo realistisch mogelijk te maken en welke technische ontwikkelingen allemaal in de pijplijn zitten.