De staat Michigan heeft een gevoelige nederlaag geleden in zijn strijd tegen gewelddadige videogames. Vandaag heeft een rechter bepaald dat de wetgeving die de verkoop van bepaalde spellen van jongeren verbiedt, in strijd met de grondwet en daarom ongeldig is. De door gouverneur Jennifer Granholm bekrachtigde wet beweerde dat gewelddadige spellen vanwege hun interactieve aard geen gebruik kunnen maken van het recht op vrijheid van meningsuiting. De computer- en videogameindustrie, vertegenwoordigd door de Entertainment Software Association (ESA), was hiertegen in beroep gegaan.
Rechter George Caram Steeh heeft vandaag aangegeven het niet eens te zijn met de aanname dat games geen aanspraak mogen maken op het recht van meningsuiting. 'Het interactieve element van videogames betrekt spelers mogelijk sterker bij de karakters en het plot dan het geval is bij het kijken van films of tv. Het is niettemin onmogelijk om dit interactieve element van games te scheiden van het expressieve, aangezien deze twee nauw vervlochten zijn en afhankelijk zijn van elkaar om de virtuele ervaring te creëren.'
Door de staat aangedragen bewijs in de vorm van onderzoek dat een relatie legt tussen het spelen van games en agressief gedrag werd door rechter Steeh ontkracht. Volgens hem ontbeert het onderzoek zowel concreet bewijs als een onderverdeling tussen de invloed van gewelddadige spellen en andere media. De ESA is - naast opgelucht - van plan om de gemaakte kosten voor de rechtszaak te verhalen op de staat Michigan. Ook hoopt de organisatie dat er gezocht wordt naar minder beperkende maatregelen die ouders in staat stelt om gezonde keuzes te maken omtrent de spellen die zij hun kinderen voorschotelen. 'Voor dat doel waren en zijn wij altijd bereid om met de staat mee te werken', aldus ESA-voorzitter Douglas Lowenstein.