De eerste protonenbotsingen in de door technische mankementen geplaagde deeltjesversneller van het Cern zijn een feit. In de LHC konden maandag meerdere botsingen in de verschillende detectors waargenomen worden.
De succesvolle botsingen betroffen protonen. Vrijdag maakten protonen voor het eerst weer hun rondjes in de 27 kilometer lange buis onder de grond van het Europese onderzoekscentrum Cern, nabij de Zwitserse stad Genève. Maandag werden voor het eerst twee protonenstralen in tegenovergestelde richting door de Large Hadron Collider geleid en twee concentraties protonen werden met elkaar in botsing gebracht. De botsingen vonden allereerst plaats ter hoogte van de Atlas-detector en even later kon de CMS-detector aan het werk. Later op de avond werden de botsingen verplaatst naar de locatie van respectievelijk de Alice- en LHCb-detectors.
Tegen half drie 's middags, om 14.22 uur, nam de Atlas-detector de eerste deeltjes waar die zouden kunnen duiden op botsingen tussen protonen. In de Alice-detector vielen sporen van deeltjes waar te nemen die een gezamenlijke bron hadden. Daarmee zouden de wetenschappers van het Cern na een vertraging van veertien maanden op zoek kunnen naar het Higgs-boson en andere elementaire deeltjes die antwoord moeten geven op fundamentele vragen als hoe zwaartekracht te verklaren is en of de door de snaartheorie voorspelde extra dimensies daadwerkelijk bestaan.
De in banen geleidde protonenstralen hadden een energie van 450GeV. Na de succesvolle botsingen willen de onderzoekers de energie van de stralen verhogen: de LHC werd ontworpen om deeltjes tot 7TeV te versnellen. Tegen kerst denken de natuurkundigen de deeltjes een energie van 1,2TeV mee te geven en voldoende data verzameld te hebben voor de kalibratie van de instrumenten als voorbereiding op verdere experimenten.
