Een storing heeft voor een oververhitting van de supergekoelde magneten van de Large Hadron Collider gezorgd. Een stukje stokbrood, dat mogelijk door een vogel is verloren, zou de aanleiding voor het probleem zijn geweest.
Een segment van de magneten die de protonen in de deeltjesversneller op hun cirkelvormige koers moeten houden, warmde eerder deze week langzaam op. De magneten worden met vloeibaar helium net boven het absolute nulpunt gehouden, maar de temperatuur in sectie 81 bleek naar bijna 8 Kelvin te zijn gestegen. De tot 1,9 Kelvin gekoelde magneten, gemaakt van niobiumtitanium, verliezen hun supergeleidende eigenschappen wanneer de temperatuur tot 9,6 Kelvin stijgt en kunnen de deeltjes van de LHC dan niet op koers houden.
Aanvankelijk werd de temperatuurstijging afgedaan als een normaal gevolg van de geplande tests. Volgens Mike Lamont, die de titel LHC Machine Coordinator op zijn kaartje heeft staan, was de temperatuursstijging echter allesbehalve normaal. Een stuk stokbrood, dat wellicht door een vogel is laten vallen, was terechtgekomen op apparatuur die aan een bovengronds deel van het grotendeels ondergrondse LHC-complex zit. Hoe het stuk brood de oververhitting precies kon veroorzaken, werd niet verklaard.
De opwarming van de magneten in sectie 81 vond plaats tijdens tests, maar er waren op dat moment geen deeltjes in de versneller aanwezig. Wanneer dat wel het geval was geweest, dan had de LHC een noodstop moeten maken en de op relativistische snelheden bewegende protonen moeten dumpen. Zou dat gebeurd zijn, dan zou de schade aan de LHC echter aanzienlijk minder groot zijn dan de grote schade die vorig jaar door de koelingsproblemen ontstond; nu zou de LHC binnen slechts enkele dagen weer operationeel zijn.
