Wetenschappers van de universiteit van Californië hebben een theorie ontwikkeld die stelt dat een supergeleidende kabel niet over zijn volledige lengte supergekoeld hoeft te worden: het koelen van delen van de kabel zou voldoende zijn.
Supergeleidende kabels bieden geen weerstand aan de beweging van elektronen, waardoor de elektrische weerstand van de kabels nul wordt. De conventionele werkwijze om supergeleiding te realiseren is het koelen van de gehele kabel tot enkele graden boven het absolute nulpunt.
De Californische onderzoekers stellen echter dat het gedeeltelijk koelen van de kabel voldoende is. Volgens de theorie zou het koelen van de kabel op een dergelijke 'intervalbasis' al supergeleiding mogelijk maken: mits de kabel zeer schoon is, zorgt de elektronenstroom ervoor dat de temperatuur over de volledige lengte van de kabel onder de kritische temperatuur blijft.
Als voorbeeld gebruiken de Californiërs een materiaal met een kritische temperatuur van -193 graden Celsius. Wanneer dergelijk materiaal op sommige punten tot -253 graden wordt gekoeld, kan de rest van de kabel ongekoeld blijven. Er zijn minder supergekoelde punten nodig naarmate deze sterker gekoeld worden.
Het koelen van stukjes kabel tot nabij 0 Kelvin blijft overigens nog allesbehalve eenvoudig, reden voor de onderzoekers om hun eigen bevindingen niet te zeer te bejubelen.