Vroeger kwam ik nog weleens in een museum. Je weet wel, zo’n gebouw met schilderijen erin, waar je na iets te lang lopen een duur kopje koffie van een luxe merk koopt dat eigenlijk hetzelfde smaakt als op het werk.
Als je er langs de schilderijen liep, hoorde je mensen nog weleens op een licht verontwaardigde toon dingen tegen elkaar zeggen als “Wat moet dit nou weer voorstellen?” en “Dit lijkt toch helemaal niet?” Daar denk ik met weemoed aan terug, want een schilderij is, als het al figuratief is, veel meer dan een voorstelling van een landschap of een portret. Het is het werk van een kunstenaar en als er iets op een schilderij lijkt, dan is het wel een schilderij.
Musea, daar doen we in coronatijd niet meer aan en omdat we het huis niet meer uit kunnen, verloopt het contact met de buitenwereld voornamelijk digitaal. Het valt me op dat we ‘digitaal’ zien als ‘enen en nullen’, iets binairs, iets dat in getallen kan worden uitgedrukt en vooral ‘iets dat klopt’.
Je smartphone-accu bijvoorbeeld. Die zegt dat hij voor precies 77 procent vol zit. Maar eigenlijk is dat maar een schatting op basis van de spanning en wat statistiekjes uit het verleden. Laat je volgeladen telefoon ‘s winters in de auto overnachten en de volgende ochtend heb je nog maar een paar procent over. Warm je de telefoon binnenshuis vervolgens op, dan zal - afhankelijk van de telefoonsoftware - je batterijpercentage oplopen, of je blijkt ineens de rest van de dag te kunnen doen met ‘4% acculading’.
Digitale snelheidsmeters in auto’s zijn hier ook mooie voorbeelden van, want ‘100’ is vrijwel nooit echt 100km/h. Omdat we dat inmiddels allemaal weten, zit iedereen met behulp van gps, dat weer zijn eigen imperfecties heeft, uit te vogelen of je bij 106 op de teller net wel of net geen boete zult krijgen.

De mooiste voorbeelden van de digitale schijnperfectie vind ik nog wel processors. We stellen ze vaak voor als ‘machientjes’ die je instructies geeft die vervolgens feilloos worden uitgevoerd. Maar cpu’s zijn niet perfect en hebben ook gewoon bugs. AMD’s Phenom 9500 en 9600 hadden bijvoorbeeld een bug die ervoor kon zorgen dat het systeem in bepaalde situaties vastliep. En mijn favoriete cpu-bug moet wel die van de eerste generatie Pentium-processors zijn. Door een fout in de floating point unit kwam de cpu uit op ongeveer 1,3337 als je 4195835 door 3145727 deelt, terwijl iedereen weet dat het correcte antwoord ±1,3338 moet zijn.
Corona dwingt ons meer op cijfers, apparaten en enen en nullen te vertrouwen. We bestellen meubels, gordijnen en kleding op basis van een foto en zijn verontwaardigd als die foto niet ‘klopt’. De digitale camera is immers een apparaat dat pixel voor pixel heeft vastgelegd hoe de kleding of dat gordijn eruit had moeten zien. Door die vanzelfsprekendheid vergeten we te makkelijk dat de belichting van een foto veel verschil kan maken, net als de nabewerking. En laten we de kwaliteit en de afstelling van je beeldscherm niet vergeten. Dat zalmkleurige t-shirt op je laptop van 500 euro kan in werkelijkheid knalrood zijn.
Het is digitaal, dus het geeft het gevoel dat het ‘klopt’. En eigenlijk is het omgekeerde natuurlijk het geval, de enen en nullen in ons digitale leven proberen de werkelijkheid zo goed mogelijk na te bootsen, maar slagen daar niet helemaal in. Beeldschermen kunnen niet alle kleuren weergeven die het menselijk oog kan waarnemen, snelheidsmeters wijken af en zelfs elementaire wiskunde is weleens te moeilijk voor een processor.
Ik kijk er daarom naar uit om, als de coronapandemie voorbij is, schilderijen weer in hun volle glorie te kunnen bewonderen, en dat alles weer écht klopt.