Toen AMD in de zomer van 2016 de RX 480 presenteerde, benadrukte de fabrikant twee dingen: de kaart was in staat om vr-games te draaien en hij moest dankzij de prijs van 199 dollar bijzonder betaalbaar worden. Hoewel op beide punten uiteindelijk wat bleek af te dingen, was duidelijk dat AMD met de RX 480 niet de GTX 1080 wilde verslaan, maar de massa wilde bedienen en wilde concurreren op prijs-prestatieverhouding. De codenaam van de kaart die de GTX 1080 wel het leven zuur moest maken, was toen ook al bekend: Vega.
Sinds dat moment verbeterde AMD de RX 480 nog enigszins, wat de RX 580 opleverde. Nu is het echter tijd voor het serieuze grafische werk. Daarvoor stuurde AMD ons een RX Vega 64 Air, met een gpu waarbij alle 4096 compute-cores hun werk kunnen doen, maar zonder waterkoeling dus. We hebben de kaart getest op snelheid in games, geluidsproductie en verbruik, en we hebben natuurlijk gekeken hoeveel waar Vega voor je geld biedt en of Nvidia er nu een high-end concurrent bij krijgt.
Volgens AMD is de Vega-architectuur volledig nieuw gebouwd met een aantal doelen voor ogen. Zo moest Vega geschikt zijn voor games met grote werelden en veel details, maar ook deep-learningworkloads en rendering van 3d-objecten goed aankunnen. Daarop is de architectuur op een aantal punten toegespitst en ook de omliggende hardware is daarop ingericht.