Het Amerikaanse federale hooggerechtshof heeft bepaald dat een rechtszaak tegen EMI, Sony, Vivendi-Universal en Warner Music alsnog doorgang kan vinden. De platenlabels zijn aangeklaagd wegens het maken van illegale prijsafspraken.
De vier platenmaatschappijen hadden beroep aangetekend bij het federale hooggerechtshof omdat er in hun ogen onvoldoende bewijs zou zijn voor de beschuldigingen, zo meldt The Guardian. De rechters wezen het verzoek van EMI, Sony, Vivendi-Universal en Warner Music echter af, waardoor de oorspronkelijke rechtszaak doorgang kan vinden. Volgens het federale hooggerechtshof hebben de aanklagers voldoende feiten aangedragen om een aanklacht wegens illegale prijsafspraken te rechtvaardigen. De zaak is terugverwezen naar de behandelende rechtbank.
In 2008 was de zaak door een lagere rechter in eerste instantie afgewezen, nadat een aantal Amerikanen die muziek online hadden gekocht een juridische procedure waren gestart. Volgens de aanklacht zouden de vier platenmaatschappijen in 2001 via MusicNet en Pressplay veel te hoge tarieven hebben berekend. De abonnementsprijzen zouden tot 240 dollar per jaar zijn opgelopen. Bovendien zouden de platenmaatschappijen onnodig strenge restricties hebben opgeworpen. Zo konden abonnees van de muziekdiensten geen tracks kopiëren naar een draagbare muziekspeler. Ook was het branden van een audio-cd vrijwel onmogelijk.
Toen beide diensten mede door de opkomst van iTunes ten onder gingen, hebben de vier platenlabels volgens de aanklagers onderling een minimumprijs van 70 dollarcent per muzieknummer afgesproken. Bovendien weigerden de labels jarenlang om zaken te doen met eMusic, een dienst die liedjes voor aanzienlijk lagere prijzen verkoopt.