Gisteren hebben een aantal Europese politici zich negatief uitgelaten over een internationale regulering van het internet, zo lezen we op The Register. De Italiaanse minister Lucio Stanca heeft gezegd dat het internet de afgelopen tien jaar juist zo sterk is gegroeid doordat niemand van overheidswege zich ermee bemoeide. Om deze groei en het succes van het web te blijven behouden, moeten de Verenigde Naties zich ook nu niet toeleggen op internationale regulering van dit fenomeen zo is zijn mening. Volgens Stanca moeten overheden alleen ingrijpen als er bepaalde zaken aangaande de publieke veiligheid in het gedrang zijn, maar verder moet men de vrijheden van het net niet beperken.
Een aantal regeringen van ontwikkelingslanden heeft zich recentelijk beklaagd over het zakelijke gezicht van het internet en beweerde dat door het internet een soort virtuele scheidingslijn ontstond tussen de rijkere aangesloten en de armere niet-aangesloten landen. Ook het feit dat de armere landen niet mogen deelnemen aan de ICANN is hen een doorn in het oog. Zowel de ICANN als de VN zijn het ermee eens dat sommige onwelwillende aspecten van het wereldwijde web gereguleerd moeten worden, zoals kinderpornografie, spam en hackers. Beide organisaties hebben echter geen duidelijk idee over hoe dit zou moeten gebeuren.
De Syrische regeringsvertegenwoordiger Nabil Kisrawi gaf ook aan een internationale regulering niet te zien zitten: "Wij zijn niet blij met het idee dat de ICANN beslissingen voor Syrië maakt, of dat de Verenigde Staten de ICANN vertellen wat er moet gebeuren." Volgens hem vragen de ontwikkelingslanden niet om wetgeving rondom het web, maar om een gelijkwaardige verdeling van de virtuele middelen. Kisrawi en zijn Saudi-Arabische collega wezen op de wetgeving rondom de GSM's als een voorbeeld hoe internationale regulering goed kan uitpakken.