De Eerste Kamer heeft ingestemd met de Tijdelijke wet cyberoperaties. Deze wet geeft de Nederlandse inlichtingendiensten AIVD en MIVD meer aftapmogelijkheden. Die moeten nu nog vooraf toestemming vragen aan toezichthouders, maar onder de tijdelijke wet hoeft dat niet meer.
De Eerste Kamer nam het wetsvoorstel op dinsdag 12 maart aan, met 50 stemmen voor en 25 stemmen tegen. De fracties van SGP, D66, CDA, PVV, VVD, JA21, ChristenUnie, BBB en 50PLUS stemden voor het wetsvoorstel. De partijen OPNL, GroenLinks-PvdA, Volt, FVD, SP en PvdD stemden tegen.
De wet maakt het mogelijk voor de AIVD en MIVD om tijdelijk af te wijken van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, oftewel Wiv 2017. Zo moeten ze volgens het voorstel sneller kunnen reageren op cyberdreigingen vanuit het buitenland. Dat is nodig wegens 'cyberdreiging vanuit landen als Rusland, China, Iran en Noord-Korea', claimt de Rijksoverheid.
Met de wet wordt het toezicht op cyberoperaties van de inlichtingendiensten tijdelijk aangepast. Momenteel moeten de AIVD en MIVD van tevoren toestemming vragen aan de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden, oftewel TIB, voordat ze aan kabelinterceptie mogen doen. Met de nieuwe wet is voorafgaande toestemming niet meer nodig.
Voortaan vindt het toezicht tijdens en na dergelijke cyberoperaties plaats. Dat wordt gedaan door de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten, oftewel CTIVD. Die toezichthouder gaat tijdens en na operaties beoordelen of inlichtingendiensten zich aan de regels houden. De CTIVD kan de inlichtingendiensten zo nodig opdragen een operatie per direct stop te zetten en de hierbij verkregen data te vernietigen.
Het wordt verder mogelijk voor de inlichtingendiensten om tijdens een lopend onderzoek, als een aanvaller overstapt naar een nieuwe server of een nieuw apparaat, deze te blijven volgen zonder daarvoor eerst toestemming te vragen. De nieuwe wet biedt verder de mogelijkheid om, als dat noodzakelijk is voor de nationale veiligheid, bulkdatasets langer te kunnen gebruiken.
Het wetsvoorstel werd in december 2022 ingediend bij de Tweede Kamer en werd daar eind oktober 2023 aangenomen. Nu ook de Eerste Kamer akkoord is, is het voorstel definitief aangenomen.