De politie moet meer gebruik kunnen maken van gezichtsherkenning en andere technologie om mensen op te sporen. Dat zei de Nederlandse demissionaire minister van Justitie Dilan Yeşilgöz-Zegerius. De Autoriteit Persoonsgegevens uitte eerder dit jaar kritiek op de plannen.
De politie experimenteert sinds medio 2023 met extra gebruik van gezichtsherkenning, onder meer in een zaak waarbij het gezicht van een verdachte automatisch is vergeleken met in beslag genomen beeldmateriaal. Dat schreef Nieuwsuur eerder dit jaar. Hiervoor had de politie van minister Yeşilgöz toestemming gekregen. Daar bestaat volgens de AP echter geen specifieke wetgeving voor, wat de toezichthouder toen zorgen baarde.
Als reactie diende kamerlid Joost Sneller van de partij D66 in januari vragen in bij de Kamer over het gebruik van de software. Daarin vroeg hij Yeşilgöz te reageren op het standpunt van de AP dat er geen wettelijke grondslag is om de technologie te gebruiken. Ook moest Yeşilgöz aangeven of de politie het gebruik moet stopzetten totdat er helderheid is over de wettelijke basis.
Yeşilgöz beantwoordde die vragen maandag. De demissionaire minister is het niet eens met de AP. "In het Nieuwsuur-item waaraan wordt gerefereerd, spreekt de woordvoerder van de Autoriteit Persoonsgegevens uit dat er op dit moment geen expliciete wettelijke grondslag bestaat voor de inzet van gezichtsherkenning. Dat betekent echter niet dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de toepassing van technologie door de politie en dat het handelen van de politie niet voldoet aan het legaliteitsbeginsel", zegt de demissionaire minister.
Op de vraag van Sneller of de politie het gebruik moet staken tot er helderheid is over de wettelijke basis, antwoordt Yeşilgöz dat ze ‘deze opvatting niet deelt’. "De wettelijke grondslag en de waarborgen zijn onder andere te vinden in de Politiewet 2012 en de Wet politiegegevens. Zo zijn in de Wet politiegegevens bepalingen opgenomen over de verwerking van bijzondere politiegegevens, zoals biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een natuurlijke persoon”, aldus Yeşilgöz.