De Britse inlichtingendienst GCHQ heeft twee onderdelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens overtreden, oordeelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Door de GCHQ uitgevoerde bulkinterceptie was niet goed geautoriseerd en niet specifiek genoeg.
De uitspraak van het Hof draait om twee artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, die GCHQ volgens het Hof heeft overtreden bij het inzetten van bulkinterceptie via communication service providers. Deze bulkinterceptie is volgens het Hof niet tegen het Verdrag, maar moet wel genoeg 'eind-tot-eindwaarborgen' hebben. Daarbij moet er bij iedere stap van het proces worden beoordeeld of de bulkinterceptie wel noodzakelijk en proportioneel is. Daarnaast moet die bulkinterceptie onderwerp zijn van onafhankelijke autorisatie en achteraf onafhankelijk beoordeeld worden, schrijft het Hof.
Bij die autorisatie gaat het volgens het Hof fout. Bij het Government Communications Headquarters, zoals de inlichtingendienst voluit heet, gaf de verantwoordelijke minister toestemming voor de bulkinterceptie. Deze minister is volgens het Hof echter niet onafhankelijk van de uitvoering van de bulkinterceptie, waardoor die toestemming niet juist is gegeven. Een orgaan onafhankelijk van de GCHQ had die toestemming moeten geven, schrijft het Hof.
Daarnaast werd bij de aanvragen voor bulkinterceptie niet opgegeven wat voor communicatievormen onderzocht zouden worden. Ook werden zoektermen gekoppeld aan een specifiek individu, zoals specifieke e-mailadressen, niet vooraf intern geautoriseerd. Deze twee punten gaan volgens het Hof tegen het Verdrag in.
Tot slot hield de GCHQ volgens het Hof niet genoeg rekening met confidentieel journalistiek materiaal. Wanneer de inlichtingendienst bijvoorbeeld al dan niet per ongeluk dergelijk materiaal via bulkinterceptie binnenkreeg, waren er geen waarborgen om ervoor te zorgen dat dit alleen werd geanalyseerd na autorisatie van een rechter of een andere, onafhankelijk orgaan. Daarnaast waren er geen waarborgen dat zoekopdrachten naar journalistiek materiaal alleen met goedkeuring van een rechter of ander onafhankelijk orgaan gestart zouden worden.
De rechtszaak werd gestart door meerdere partijen, waaronder de Big Brother Watch, Human Rights Watch en journalisten. In 2018 was er al eerder een uitspraak van het Hof over deze kwestie, maar de aanklagers vroegen het Hof er nogmaals naar te kijken. Daarom is deze nieuwe uitspraak gedaan door de Grote Kamer van het Hof. Inhoudelijk zijn er weinig verschillen tussen de twee uitspraken.
De partijen stapten naar het Hof toen Edward Snowden onthulde dat de Britse en Amerikaanse inlichtingendiensten buitgemaakte informatie met elkaar deelden. Het Hof stelt dat er genoeg waarborgen zijn om te voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van deze datadelingen.