Met een elektrische auto ga je vroeg of laat waarschijnlijk gebruikmaken van openbare laadpalen. Hoe vaak dat gebeurt, hangt af van je rijgedrag, de accucapaciteit van je auto en of je thuis kunt laden. Als je thuis een eigen laadpaal hebt, vertrek je iedere morgen 'vol' van huis en in dat geval heb je op dagelijkse trips waarschijnlijk geen laadpaal nodig. Hetzelfde geldt voor een auto met een grote accu, zoals een 64kWh-Hyundai Kona, waarmee je in de praktijk zo'n vierhonderd kilometer haalt. Je hoeft dan niet dagelijks te laden.
Als je niet thuis en ook niet op het werk kunt laden, ben je afhankelijk van openbare laadpalen. Die zijn er weliswaar tien keer zoveel als tankstations, maar het beleid verschilt per gemeente. In principe kun je als nieuwe ev-bezitter bij je gemeente een aanvraag doen voor een laadpaal. Die besteedt dat vaak weer uit aan een derde partij, zoals openbaarladen.nl van Allego. De leverancier beoordeelt de aanvraag en bepaalt in overleg met de gemeente wat een geschikte locatie is.
Een laadpaal heeft meestal twee aansluitingspunten, dus idealiter wordt hij zo geplaatst dat hij vanaf tenminste twee plaatsen goed bereikbaar is. Afhankelijk van de omgeving kan er een bord bij worden geplaatst dat een of twee plekken zijn gereserveerd voor elektrische auto's. In een straat met weinig parkeerplaatsen is dat al snel problematisch en zal de gemeente er minder snel mee instemmen. Als het plaatsen van een laadpaal niet in de eigen straat kan, wordt vaak gekeken naar een straat verderop. Het streven is om binnen een straal van driehonderd meter loopafstand in een oplaadmogelijkheid te voorzien. Ook kijkt de gemeente vaak eerst naar de beschikbaarheid van al bestaande laadpalen in de omgeving en of die al in de behoefte voorzien. Op afstand is af te lezen hoe vaak een laadpaal wordt gebruikt.
Kabels en stekkers
Vaak wordt gedacht dat er een hele reeks verschillende kabels en stekkers wordt gebruikt, die onderling niet compatibel zijn. Feitelijk zijn er twee verschillende stekkers: een voor traag laden (ac) en een voor snelladen (dc). De eerste is een zogenaamde type 2-stekker en bij de tweede is ccs de norm, maar onder andere Nissan gebruikt een afwijkende standaard (chademo). Er bestaan ook oudere varianten, zoals type 1-stekkers, maar omdat je bij openbare laadpalen je eigen kabel gebruikt, zijn die allemaal te gebruiken.
Laadpassen
Om gebruik te maken van een laadpaal, is een laadpas nodig. Er zijn tientallen verschillende leveranciers en providers, maar in principe zijn ze allemaal onderling uitwisselbaar. Het kan wel zijn dat het laden bij een paal van de provider of het eigen netwerk wat goedkoper is dan bij een concurrent. De meeste laadpassen zijn gratis aan te vragen. Er zijn ook abonnementen, waarbij dan weer op andere zaken, zoals startkosten, kan worden bespaard.
De kosten van het laden bestaan meestal uit twee delen: een starttarief, oftewel opslag, en een prijs per kWh. Het starttarief bedraagt meestal ongeveer 0,35 euro per laadsessie, maar bij abonnementen van circa 1,50 tot 3,50 euro per maand worden die kosten meestal niet doorberekend. Als je heel vaak laadt, kan dat interessanter zijn. Vaak is er ook een maximum aan de opslag die wordt berekend; NewMotion brengt op maandbasis bijvoorbeeld maximaal twintig sessies of 7 euro in rekening. Gemiddeld zijn de kosten circa 0,35 euro per kWh en bij de 'eigen' laadpalen van de provider rond de 0,25 euro. Over het algemeen is de prijs per kilometer een factor drie lager dan bij een benzineauto, 3 cent per km versus 10 cent, al is dat natuurlijk afhankelijk van een aantal factoren. Thuisladen is meestal het goedkoopst en snelladen het duurst.
Er zijn laadpassen van energiebedrijven, zoals Nuon, Eneco en Vandebron, maar ook van 'nieuwe' partijen die zich specifiek op laden richten, zoals Newmotion, E-Flux, Plugsurfing, Flowcharging en EV-company.
Waar vind je laadpalen?
Het is vrij eenvoudig om te zien waar zoal laadpalen staan. Dat kan via apps of websites, die toestemming vragen om je locatie in te zien. Je ziet dan niet alleen waar ze staan, maar ook welk vermogen ze ondersteunen en zelfs of ze bezet zijn. Ook is meestal te zien van welke provider een paal is en wat de kosten zijn; de apps van providers rekenen dit meteen uit. Praktijkervaring leert dat het in drukke wijken handig is om van te voren op Google Streetview te kijken waar de laadpalen exact staan.
In het buitenland
In Nederland en in mindere mate België is de laadinfrastructuur over het algemeen goed geregeld en zijn de kosten vooraf duidelijk. In het buitenland kan dat anders zijn. In bijvoorbeeld landen als Frankrijk of Duitsland is niet altijd bekend wat de kosten zijn en hoe deze worden berekend. In die landen is het bijvoorbeeld gebruikelijk om geen vaste prijs per kWh te rekenen, maar per minuut. Dat kan tot nare verrassingen leiden, omdat het dan aankomt op de snelheid van de interne lader. Zie de pagina over een- of driefasenladen. Voor een auto die traag laadt, zijn de kosten dan vrij hoog en voor een die 11kW of meer ondersteunt, kunnen de kosten dan juist relatief laag uitvallen. Dit is dus een minder eerlijk en transparant systeem.
Een dergelijk systeem kan echter ook heel gunstig uitpakken. De Duitse Maingau-pas, die ook in Nederland gratis aan te vragen is, rekent 5 cent per minuut. Dat is vrij voordelig bij snelladers, zoals die van Fastned. Afhankelijk van de laadsnelheid betaal je dan enkele centen per kWh, wat zelfs goedkoper is dan thuisladen.