De Amerikaanse overheid en een coalitie van autofabrikanten en it-bedrijven willen auto's en het wegennet gaan voorzien van draadloos met elkaar verbonden computers. Bij het eerste prototype is gekozen voor een systeem met Linux als basis.
Het Vehicle Infrastructure Integration Consortium - waarin onder andere BMW, Ford, GM, Honda, Nissan, en Toyota zetelen - wil voor 2017 zo veel mogelijk auto's voorzien van intelligente systemen. Behalve het streven naar een forse beperking van het aantal verkeersdoden, wil de VII-C ook de filedruk helpen verminderen en auto's voorzien van nieuwe vormen van in-car-entertainment.
Een eerste prototype van de boordcomputer zal bij oem's in Michigan en Californië getest gaan worden; tevens zullen Motorola en Delphi met test-exemplaren aan de slag gaan. De hardware is gebaseerd op een compact moederbord van de firma Parvus met daarop een Intel Celeron-cpu geprikt. Voor de software is gekozen voor Linux BSP, een embedded versie van het opensource-besturingssysteem. Daarnaast wordt ook getest met een commerciële en professioneel ondersteunde Linux-versie van Wind River. Dit bedrijf heeft al nauwe relaties met de autoindustrie.
De uiteindelijke functieomvang van het VII-C systeem staat nog lang niet vast, concrete besluiten worden op zijn vroegst volgend jaar verwacht. Toch heeft Wind River-manager Leslie Mulligan een aantal ideeën; zo zouden chauffeurs gewaarschuwd kunnen worden voor naderende voertuigen van nooddiensten, of een signaal kunnen krijgen wanneer een voertuig voor hen plots afremt doordat het zijn abs-systeem activeert. Het systeem zou ook nuttige informatie over de weersomstandigheden kunnen opleveren, waarbij elke auto binnen een bepaald gebied als 'data-verzamelaar' fungeert. Zo kan de activiteit van de ruitenwisser gebruikt worden om lokale weersverwachtingen verder te verfijnen. Het bedrijf ziet het VII-C project als de ultieme kans voor Linux om zich te bewijzen als een geschikte oplossing voor de automobielindustrie.
