Het Amerikaanse hooggerechtshof heeft gisteren twee beslissingen genomen die de rechten van patenthouders beperken. Zo kan een triviaal patent sneller ongeldig worden verklaard, en over buitenlandse kopieën van Amerikaanse software hoeven geen patentrechten betaald te worden.
In de zaak die AT&T tegen Microsoft had aangespannen ging het om het betalen van rechten voor een gepatenteerde methode om spraak te digitaliseren. Microsoft erkende dat deze techniek in Windows werd gebruikt en betaalde dan ook licentierechten aan AT&T, maar alleen voor de Amerikaanse versies van Windows. Buitenlandse versies worden ter plekke vermenigvuldigd en volgens Microsoft zijn deze dan ook van buitenlands fabrikaat, waardoor ze niet onderworpen zijn aan de Amerikaanse patentwetgeving. AT&T beriep zich op een wet uit 1984 die Amerikaanse patenten ook van toepassing verklaart op onderdelenpakketten waarvan buiten de VS een product wordt gemaakt.
Volgens het telecombedrijf waren de schijfjes met programmacode - die Microsoft naar het buitenland stuurt om daar te worden vermenigvuldigd - te beschouwen als onderdelen, zodat over het resulterende product 'Windows' Amerikaanse patentrechten betaald moesten worden. Volgens Microsoft waren de schijfjes te beschouwen als 'blauwdrukken', handleidingen die beschrijven hoe iets gemaakt moet worden en hoefden er geen rechten over betaald te worden. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep oordeelden de rechtbanken in het voordeel van AT&T, maar het hooggerechtshof was het hier niet mee eens. Met een meerderheid van zeven tegen één verwierpen de hoogste rechters het vonnis van de lagere rechtbank. Hun commentaar was dat AT&T in het buitenland patent moest aanvragen als het bedrijf niet wilde dat zijn vindingen daar gekopieerd werden.
In de zaak die het Amerikaanse bedrijf Teleflex tegen het Canadese KSR had aangespannen, ging het om de vraag wanneer een gepatenteerde techniek dusdanig voor de hand liggend is dat hij niet patentwaardig meer is. Steen des aanstoots was een in hoogte verstelbaar elektronisch gaspedaal, dat door KSR op de markt werd gebracht. Teleflex had hier patent op gekregen, maar toen het bedrijf dat aanvroeg bestonden reeds zowel elektronische als in hoogte verstelbare gaspedalen. Alleen de combinatie van de twee technieken was nieuw, maar KSR betoogde dat de combinatie dusdanig voor de hand lag dat er geen patent meer op verkregen kon worden.
Volgens de wet is een uitvinding niet patenteerbaar als iemand met gebruikelijke vaardigheden het voor de hand liggend zou vinden. Omdat de meeste zaken achteraf bezien natuurlijk zeer voor de hand lijken te liggen, bepaalde een federaal hof in 1982 dat er nader moest worden aangetoond dat iemand met een gemiddelde kennis de uitvinding zou hebben kunnen doen. Alleen dan zou deze niet patenteerbaar zijn. Het hooggerechtshof bepaalde unaniem dat dit criterium te streng is. Een lagere rechtbank had Teleflex in het gelijk gesteld, maar dat vonnis is nu verworpen. Volgens een verklaring van het hof is het verlenen van patent op vindingen die geen echte innovatie inhouden belemmerend voor de technologische vooruitgang.
De vonnissen zijn in het Amerikaanse bedrijfsleven met wisselende meningen ontvangen. Software- en technologiebedrijven waren over het algemeen positief. Vooral de softwaremakers vreesden dat de verplichting om patentrechten te betalen voor buitenlandse versies van programma's hen op een grote achterstand zou zetten ten opzichte van de buitenlandse concurrenten, die niet zouden hoeven te betalen. Technologiebedrijven waren het beu om zich voortdurend voor de rechter te moeten verdedigen tegen een vermeende schending van allerlei triviale patenten. De chemische industrie en de medicijnfabrikanten toonden zich daarentegen teleurgesteld. Hun bedrijfstak leunt in zeer hoge mate op patentrechten en het terugschroeven van de rechten van patenthouders zien zij dan ook met lede ogen aan.