Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft erin toegestemd het patentengeschil tussen het Zuid-Koreaanse LG en het Taiwanese Quanta in behandeling te nemen. Van belang is de vraag hoe vaak een patenthouder geld mag vragen voor licenties.
Intel had een licentie genomen op bepaalde patenten van LG, en de technologie vervolgens gebruikt om chipsets te maken die onder andere aan computerfabrikant Quanta werden verkocht. Volgens LG moest Quanta opnieuw licentierechten betalen, omdat de licentie aan Intel het niet toestond de door Intel gekochte technologie te combineren met producten van andere fabrikanten. Quanta was van mening dat één keer betalen wel genoeg was en vond dat de rechten van LG door de verkoop van de licenties aan Intel waren uitgeput.
In eerste instantie gaf de rechter Quanta gelijk en wees de claim af. In hoger beroep werd dit vonnis echter vernietigd. De beroepsrechter oordeelde dat LG wel degelijk mocht eisen dat Quanta opnieuw betaalde: als Intel ook de rechten voor zijn klanten had willen verwerven, had het bedrijf waarschijnlijk meer voor de licenties moeten betalen.
Het gevaar van deze benadering is volgens Quanta dat patenthouders 'onredelijke' restricties aan afnemers van licenties kunnen opleggen. Veel computerfabrikanten zijn het hiermee eens. Vanwege het principiële belang van de zaak heeft het Hooggerechtshof erin toegestemd de zaak in behandeling te nemen. De hoogste rechters van de VS hebben de laatste jaren verscheidene vonnissen geveld die de rechten van patenthouders beperken.