Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft maandag beslist dat het Taiwanese Quanta geen licentierechten hoeft te betalen aan het Zuid-Koreaanse LG voor het gebruik van chips van Intel, waarin gepatenteerde technologie van LG is verwerkt.
LG heeft een aantal patenten in licentie gegeven aan Intel, dat de technologie gebruikte in computerchips. Quanta verwerkte deze chips vervolgens in computers en hiervoor wilde LG opnieuw geld zien. Quanta vond dat het patentrecht van LG was uitgeput omdat Intel al licentierechten had betaald en weigerde opnieuw te betalen. Hierop stapte LG naar de Amerikaanse rechter.
In eerste instantie kreeg Quanta gelijk, maar een rechtbank in hoger beroep velde een ander oordeel. Volgens de hogere rechter stond LG in zijn recht om betaling te eisen voor het gebruik van de chips, omdat de licentie aan Intel alleen voor de productie gold. Intel had als deel van de overeenkomst met LG in de verkoopvoorwaarden van de chips opgenomen dat ze alleen in andere producten mochten worden verwerkt na toestemming van LG, en had waarschijnlijk meer voor de licenties moeten betalen zonder deze bepaling. Het vonnis van de lagere rechter werd verworpen en Quanta moest betalen.
Daarop ging Quanta in beroep bij het Hooggerechtshof, en met succes. De hoogste rechters van de VS oordeelden unaniem dat de rechten van een patenthouder met de verkoop van een gelicenseerd product zijn uitgeput. Het is de patenthouder niet toegestaan om nog geld te vragen voor wat er daarna mee gebeurt. Quanta hoeft derhalve niet meer te betalen voor het gebruik van de chips. De uitspraak past in een trend van de laatste jaren, waarbij het Hooggerechtshof de rechten van patenthouders geleidelijk inperkt.