Minister Donner van Justitie heeft de Tweede Kamer per brief laten weten geen heil te zien in het blokkeren van kinderporno van het internet. De minister schreef de brief in antwoord op SP-Kamerlid Arda Gerkens, die vroeg om een blokkade van ip-adressen vanwaar kinderporno binnen te halen is, evenals de sluiting van chatrooms, websites en nieuwsgroepen met dit onderwerp. Ten slotte wilde Gerkens dat databestanden die worden aangeboden op p2p-netwerken, met bekende kinderpornobestanden bij de politie worden vergeleken. Minister Donner liet de voorstellen doorlichten door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), maar wees er alvast op dat de door Gerkens aangekaarte problemen ook op andere gebieden spelen zoals discriminatie en extremisme - waarmee hij verwees naar de mogelijkheid dat speciaal onder de noemer van kinderpornobestrijding ingevoerde maatregelen zoetjesaan ook voor andersoortige delicten kunnen worden ingezet.
Donner noemt verschillende problemen bij het blokkeren van dataverkeer. Allereerst maken isp's vaak gebruik van dynamische ip-adressen, waarbij het adres van een computer die uitstaat door een andere klant kan worden gebruikt. Een dynamisch ip-adres van waaraf op een bepaald moment strafbare feiten worden gepleegd kan op een ander tijdstip voor volstrekt legale doeleinden worden gebruikt en omgekeerd. Voor wat betreft het matchen van databestanden om uit te vissen vanaf welke ip-adressen de zedenwet wordt overtreden: dat zou technisch weliswaar haalbaar zijn, maar het vergt volgens de minister onevenredig veel opsporingscapaciteit. Het zou inhouden dat er regelmatig op alle bekende bestandsuitwisselingsnetwerken al dan niet geautomatiseerde zoekopdrachten moeten worden uitgevoerd. Ten slotte wijst de minister op de groei van het internetverkeer in Nederland, die volgens gegevens van het AMS-IX-knooppunt in een jaar tijd verdubbeld is. Indien het zou lukken om ongewenst materiaal uit het aanbod te filteren is het zeer twijfelachtig of de filtercapaciteit de groei van het dataverkeer bij kan benen zonder deze af te remmen en innovaties op internetgebied te belemmeren.
Ook in het afsluiten van chatrooms ziet de minister geen heil: deze kunnen immers door gebruikers zelf worden aangemaakt. Om ze te kunnen weren zouden ze continu door moderators in de gaten moeten worden gehouden - iets dat weliswaar in Nederland door een aantal chatrooms wordt gedaan, maar alle (buitenlandse) sites in de smiezen gaan houden is ondoenlijk. Voor nieuwsgroepen geldt dat deze weliswaar te weren zouden zijn, maar, zo stelt de minister, kinderpornoverspreiders kennen ook heel andere manieren om hun materiaal aan te bieden. Donner wijdt verder niet uit over wat deze manieren zijn, maar vermoedelijk mag worden gedacht aan encryptie- en steganografie-technieken.
De algemene conclusie van de minister mag duidelijk zijn: het loont de moeite niet om het internet af te sluiten voor bepaalde content. Een vraag die zich dan opdringt is hoe dat valt te rijmen met het schijnbare succes dat een land als China daarin heeft, nota bene voor een veel groter domein dan enkel dat van kinderporno. Een antwoord op die vraag kan in een aantal richtingen worden gezocht. Enerzijds slagen Chinezen er, als ze het echt willen, in om via combinaties van filesharing, proxy's en encryptie het materiaal te zien dat door de overheid wordt gefilterd. Anderzijds zetten de Chinezen flink wat mankracht in om het filteren voor elkaar te krijgen; iets dat de Nederlandse regering er duidelijk niet voor over heeft. Ten slotte zou het ook wel eens zo kunnen zijn dat het blokkeren van kinderporno neer zou komen op het weggooien van het kind met het badwater: het is wellicht mede dankzij het wereldwijde web dat misbruik kan worden opgespoord. Daar staat echter tegenover dat het goed mogelijk is dat datzelfde internet voor een toegenomen vraag naar kinderporno leidt.