Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) gaat onderzoek doen naar het op internet zetten van foto's van relschoppers. De Rotterdamse politie zette in april foto's van 250 verdachten van voetbalrellen online, afkomstig van door de politie gemaakte videobeelden. Het CBP zegt twijfels te hebben bij de vraag of dit middel wel in verhouding staat tot het doel en vraagt zich af of de privacy van verdachten bij dit soort acties niet teveel wordt geschaad.
De politie omschreef de rellen indertijd als 'abnormaal gewelddadig': naast een aantal supporters raakten er vijftig politieagenten gewond. Er werd tot de fotoactie besloten toen het onderzoek naar de rellen weinig opleverde, in de hoop dat relschoppers door bekenden zouden worden herkend of dat ze zichzelf, bevangen door schaamte, zouden aangeven. De actie bleek een groot succes, er werden honderd hooligans opgepakt waarvan er meer dan vijftig konden worden vervolgd. Het was de eerste keer dat er zoveel foto's van verdachten online werden geplaatst. Een jaar eerder zette de Amsterdamse politie ook foto's van relschoppers op internet, maar toen ging het om slechts elf personen.
Het CBP wijst erop dat de foto's deel uitmaken van een politieregister dat in principe niet voor het publiek toegankelijk is. De politie mag dergelijke foto's in bepaalde gevallen weliswaar openbaar maken, maar ten eerste gaat het dan meestal om aanzienlijk minder verdachten en ten tweede is het bereik van de afbeeldingen doorgaans kleiner, denk bijvoorbeeld aan buurtonderzoeken. Bij publicatie op internet blijven foto's veelal langer staan, en bovendien kunnen ze makkelijk door derden overgenomen worden. De Rotterdamse politie wilde niet op de kritiek reageren en verwees naar het Openbaar Ministerie. Een woordvoerder van het OM verdedigde de actie door erop te wijzen dat de foto's na aanhouding worden verwijderd en dat er geen namen bij vermeld staan.
Het CBP is er echter niet overtuigd van de steekhoudendheid van die verdediging en vraagt zich af of er sprake is geweest van behoorlijk gebruik van een persoonsregistratiesysteem zoals vastgelegd in de Wet Persoonsregistratie, die volgens het CBP ruim genoeg is om digitale videobeelden als persoonsregister op te vatten. Het College verwijst hierbij ook naar het Europees Dataverdrag dat van persoonsgegevens spreekt indien er sprake is van gegevens die betrekking hebben op een geïdentificeerde of een indentificeerbare persoon. Dit betekent volgens het CBP dat de fotoverzameling een persoonsregister vormt in combinatie met andere gegevens waarmee iemand geïdentificeerd kan worden. Hierbij kan worden gedacht aan verklaringen van anderen die een vastgelegde persoon herkennen.
Als blijkt dat de politie volgens deze definitie een persoonsregister gebruikt, dan moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden die het CBP naar verwachting in het onderzoek zal toetsen. Zo dient er zo selectief mogelijk geregistreerd te worden en moet duidelijk gemaakt kunnen worden wie toegang tot de gegevens heeft en met welk doel. Tevens moet het gebruik van de beelden in verhouding staan tot de inbreuk op de privacy van de afgebeelde personen, om het beeldmateriaal aan derden te mogen verstrekken moet zelfs sprake zijn van een noodsituatie. Volgens het CBP betekent dit dat de foto's niet gepubliceerd mogen worden als de politie minder ingrijpende manieren heeft om het doel te bereiken. Ten slotte moeten maatregelen worden genomen om te zorgen dat betrokkenen op de hoogte zijn van het feit dat er opnamen gemaakt worden, om te voorkomen dat het beeldmateriaal in verkeerde handen valt, en om te voorkomen dat de afbeeldingen worden gemanipuleerd.