Het Europese Hof van Mensenrechten heeft geoordeeld dat de dna-databank van het Verenigd Koninkrijk, de grootste ter wereld, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens schendt.
In het Verenigd Koninkrijk wordt bij iedere aanhouding dna afgenomen van de persoon in kwestie. De dna-profielen blijven vervolgens permanent in de databank, ook al volgt er geen veroordeling. Dit heeft ervoor gezorgd dat de databank inmiddels 4,4 miljoen profielen telt, waarvan meer dan een miljoen van minderjarigen.
Twee Britten hadden zich tot het Europese Hof gewend om hun beklag te doen over de opslag, nu acht jaar geleden, van hun dna-monsters en vingerafdrukken. Een van hen was indertijd op elfjarige leeftijd opgepakt voor diefstal maar werd vrijgesproken; de bedreigingszaak van de ander was destijds geseponeerd omdat hij zich weer met het slachtoffer - zijn partner - verzoend had.
De twee hadden al om de vernietiging van hun dna-samples en vingerafdrukken gevraagd, maar zonder succes. Volgens de twee Britten vormt de permanente opslag een inbreuk op de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Deze behandelen respectievelijk het recht op respect voor het privéleven en het verbod op discriminatie. Het Europese mensenrechtenhof toonde zich 'geraakt' door de schaal van de retentie. "De betreffende data blijft behouden, ongeacht de aard of de zwaarte van het delict waarvan het individu oorspronkelijk werd verdacht en ongeacht de leeftijd van de verdachte. De retentie is niet gebonden aan een tijdslimiet en er bestaan slechts beperkte mogelijkheden voor een persoon om de data te laten verwijderen of te vernietigen", aldus het hof in zijn uitspraak.
Omdat de gegevens, zoals in het geval van de twee Britten, ook nog eens bewaard blijven als er geen veroordeling volgt, is er een verstoring van de balans tussen het algemeen belang en de belangen van het individu, zo schrijft het Hof. "De betreffende retentie vormt een disproportionele inbreuk op het recht van de klager op respect voor zijn privéleven en kan in een democratische maatschappij niet als noodzakelijk worden gezien", zo verwoordde het Hof de bezwaren. Over de vraag of de databank ook artikel 14 schendt, deed het Hof geen uitspraak. Dat werd niet noodzakelijk geacht omdat de databank al strijdig is met artikel 8.
