Vanaf 1 mei moeten alle diensten die toegang hebben tot de database met de persoonsgegevens van telecom- en internetgebruikers, het CIOT, zich aan de privacyregels houden. Doen ze dat niet, dan verliezen ze hun toegang.
Er is al langer kritiek op de gebrekkige controle op het opvragen van persoonsgegevens van telecom- en internetgebruikers. Het opvragen gebeurt via het CIOT, dat wordt gevuld met gegevens die de isp's en telco's eens per dag aanleveren. Ambtenaren bij de opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen de gegevens van alle aangesloten Nederlanders via één interface benaderen, maar gegevens zouden vaak onrechtmatig worden opgevraagd. Zo zou de juridische grondslag van opvragingen niet worden gecontroleerd, zouden ambtenaren onderling toegangscodes uitwisselen en wordt de afhandeling van opvragingen niet goed vastgelegd.
In een brief aan de Tweede Kamer erkent minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie dat er 'negatieve signalen' zijn. Alle diensten die toegang hebben tot de database moeten zich houden aan de privacyregels. Wie vanaf 1 mei niet aan alle vereisten rond opsporing voldoet, heeft geen toegang meer, totdat aan de regels wordt voldaan. Er kunnen op dat moment wel opvragingen worden gedaan via andere opsporingsdiensten, die wel aan de regels voldoen.
Eerder overwoog de overheid al om de reikwijdte van het CIOT uit te breiden met gegevens over klanten van banken en verkeersgegevens van telecom- en internetgebruikers. Daardoor zouden opsporingsambtenaren bijvoorbeeld ook vanuit één centraal punt kunnen kijken wie vanaf waar verbinding met het internet of een telefoonmast heeft gemaakt. Nu kan dat ook, maar moeten daarvoor aparte verzoeken worden ingediend.
In 2010 werden de gegevens van telecom- en internetgebruikers via het CIOT 2,6 miljoen keer opgevraagd. Dat is minder dan in 2009, toen het aantal opvragingen nog 2,9 miljoen bedroeg. In deze statistieken zijn de veiligheidsdiensten niet opgenomen, waardoor het daadwerkelijke aantal opvragingen vermoedelijk nog hoger ligt.