Er gaat veel mis bij het opvragen van telecomgegevens door overheidsinstanties, waaronder de politie. Dat zegt privacywaakhond CBP. Veel aanvragen kunnen niet verantwoord worden en gegevens worden niet genoeg beveiligd.
Bij het opvragen van telecomgegevens gaat van alles fout, zo blijkt uit onderzoek van het College Bescherming Persoonsgegevens. Zo worden gegevens opgevraagd door politiemensen die niet bevoegd zijn, kunnen aanvragen niet onderbouwd worden en worden gegevens over onbeveiligde verbindingen gestuurd.
Volgens het CBP kan daardoor niet worden uitgesloten dat privacygevoelige gegevens in handen vallen van kwaadwillenden. "Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat zorgvuldig met hun telecomgegevens wordt omgegaan en dat alleen bevoegde personen gebruikmaken van de bestanden bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie."
De politie overtreedt met deze wijze van gegevens opvragen veelvuldig de wet. Het onderzoek van het CBP volgt op een intern onderzoek bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waaruit in grote lijnen dezelfde conclusies voortkwamen.
In een brief aan de Tweede Kamer erkende minister Ivo Opstelten al eerder dat er 'negatieve signalen' zijn. Alle diensten die toegang hebben tot de database moeten zich houden aan de privacyregels. Wie vanaf 1 mei niet aan alle vereisten rond opsporing voldoet, heeft geen toegang meer, totdat aan de regels wordt voldaan. Er kunnen op dat moment wel opvragingen worden gedaan via andere opsporingsdiensten, die wel aan de regels voldoen.
In 2010 werden 2,6 miljoen keer gegevens van telecom- en internetgebruikers via het CIOT opgevraagd. Dat is minder dan in 2009, toen het aantal opvragingen nog 2,9 miljoen bedroeg. In deze statistieken zijn de veiligheidsdiensten niet opgenomen, zodat het werkelijke aantal opvragingen vermoedelijk nog hoger ligt. Die telecomgegevens zijn meestal gegevens van telefonieklanten: wanneer en waar bepaalde mensen hebben gebeld of ge-sms't.