De Business Software Alliance is van mening dat de DMCA niet streng genoeg is. Om te voorkomen dat rechthebbenden het onderspit delven in rechtszaken om aanspraak op hun rechten te maken, wil de alliantie dat deze rechthebbenden of hun vertegenwoordigers meer mogelijkheden krijgen om illegale gebruikers op te sporen. Een van de gewraakte artikelen is paragraaf 512 van hoofdstuk 17 van de DMCA, waarin providers vrijgesteld worden van hun verantwoordelijkheid als ze onmmiddellijk reageren en overtreders afsluiten en toegang tot het auteursrechtschendende materiaal onmogelijk maken. In de rechtbank werd dan ook al meerdere malen beslist dat een provider niet verplicht kan worden de identiteit van zijn gebruikers vrij te geven aan de BSA en daar wil deze verandering in brengen.
De Washington Post schrijft dan ook dat de telecom-industrie een traditie heeft in het beschermen van de privacy van zijn gebruikers, zowel wat betreft telefonie, tv en internet. Wanneer het echter duidelijk is dat een gebruiker illegaal bezig is, kan en zal een rechtbank de provider verplichten mee te werken en de identiteit van de consument aan de rechter beschikbaar te stellen. Daar heeft tot op heden nog geen enkele provider bezwaar tegen gemaakt. Dit alles vormt wel een belemmering voor instanties als de RIAA, MPAA en de BSA omdat zij op deze manier verplicht worden voor elke overtreding een rechtszaak in te spannen in de hoop andere illegale gebruikers af te schrikken. Zij willen dan ook het recht krijgen zelf een provider te dwingen persoonsgegevens van illegale gebruikers vrij te geven, zodat ze hun taak 'gemakkelijker kunnen vervullen'.
Thus, rules providing for the disclosure in appropriate circumstances and with appropriate safeguards of true names of persons associated with IP numbers can promote effective enforcement. Such rules were established in section 512 of the Copyright Act, but their application to acts of infringement occurring over P2P networks is currently unclear and the subject of litigation.