Kobalt is een bijproduct van het smelten van koper. De realiteit in de Democratische Republiek Congo is dat vele mijnwerkers dag in dag uit de kopermijnen ingaan. De reden is simpel: in het arme land is zoeken, graven en spitten naar het metaal voor menigeen simpelweg de enige manier om iets te kunnen verdienen. Kobalt is nog altijd belangrijk voor de stabiliteit van accu's en dat maakt dat de vraag ernaar nog altijd hoog is. De DRC is verantwoordelijk voor ongeveer 59 procent van de wereldproductie.
Het gaat hierbij echter lang niet altijd om de grote, industriële mijnen, zoals de Kamoto-mijn in de zuidelijke provincie Katanga, waarvan het Zwitserse bedrijf Glencore grotendeels eigenaar is. Daar is in ieder geval op papier toezicht en is de werkwijze industrieel, met het gebruik van machines, al is dat in de praktijk ook niet altijd het geval. In schril contrast met dergelijke industriële mijnen staan de talrijke artisanale, of ambachtelijke, mijnen, waar toezicht vaak vrijwel volledig afwezig is. Het gaat veelal om het graven van tunnels en gangen op allerlei plekken, wat met de hand of simpel handgereedschap gebeurt, zonder dat er op de veiligheid wordt gelet.
Volgens schattingen van de overheid van de DRC is twintig procent van al het geëxporteerde kobalt afkomstig uit artisanale mijnen. Naar schatting delven 110.000 tot 150.000 mijnwerkers met simpel handgereedschap naar koper of kobalt. Even los van de negatieve gevolgen voor het milieu, gaat dit nogal eens gepaard met onveilige, soms levensbedreigende omstandigheden, zoals instortende gangen of gevaarlijk stof dat vrijkomt bij het hakken in het gesteente. Kinderarbeid is hierbij niet ongewoon, waardoor nogal wat kinderen omkomen of gewond raken bij deze activiteiten.