Wat is een supercomputer eigenlijk, hoe wordt zo’n ding gebouwd, waarom heb je tienduizenden processors, terabytes geheugen en exabytes dataopslag nodig, waarom kan het IBM, Cray of Fujitsu iets schelen wie de snelste heeft, en wat kun je met zo'n ding, behalve met een miljoen spelers patience spelen?
Twee keer per jaar brengt het Top500-project zijn lijst met krachtigste supercomputers uit, gerangschikt naar hun Linpack-score. In het begin van de zomer valt de publicatie van de lijst samen met de International Supercomputing Conference, en in het najaar wordt een bijgewerkte lijst gepubliceerd tijdens de Supercomputing of SC Conference. De meeste supercomputers staan op die lijst, niet in de laatste plaats omdat het een prestigieuze prestatie is om de lijst aan te voeren, aangezien de Top500 al sinds 1993 wordt bijgehouden.
Toch staan niet alle krachtige computersystemen op de lijst, omdat sommige organisaties menen dat de gebruikte benchmark om de positie op de lijst vast te stellen geen goede reflectie van de daadwerkelijke prestaties is. Wat dan wel een goede graadmeter is, wordt in het midden gelaten. Gelukkig wordt de lijst al 25 jaar gevuld met de imposantste systemen, die we supercomputers noemen.
In dit achtergrondverhaal duiken we in de wereld van systemen met duizenden processors, rijen acceleratorkaarten, terabytes geheugen en kilometers glasvezel om dat allemaal met elkaar te verbinden.