Kabelbedrijven hoeven hun netwerken niet open te stellen voor derden die hun eigen programmapakketten aan willen bieden. Dat heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) besloten.
Met de uitspraak wordt een eerder besluit van telecomtoezichthouder Opta naar de prullenmand verwezen. KPN had bij Opta geklaagd dat de kabelbedrijven dezelfde verplichtingen zouden moeten hebben als KPN, dat immers zijn eigen netwerk open heeft moeten stellen voor internet-, televisie- en telefoniediensten van anderen. Het bedrijf wilde op die manier televisiediensten via de kabel kunnen aanbieden. Het CBb is echter van mening dat de concurrentieverhoudingen op de kabel de door Opta opgelegde openstellingsverplichting niet rechtvaardigen.
Volgens het College moet Opta een nieuw besluit over de kwestie nemen, en daarin duidelijk maken in hoeverre de kosten van regulering van de kabelmarkt opwegen tegen de verwachte maatschappelijke opbrengst. Volgens het CBb had Opta namelijk onvoldoende onderbouwd dat er - naast KPN - daadwerkelijk aanbieders zijn die kale netwerkcapaciteit bij de kabelaars willen kopen. Ook was onvoldoende aangetoond dat zulke ingrijpende maatregelen nodig zijn. Tegen de uitspraak is geen beroep mogelijk.