Jonathan Douglas, ontwerper bij Intel, heeft tijdens een presentatie op Hot Chips bevestigd wat velen al vermoedden: De dual-core Pentium D 'Smithfield' was een ongekende haastklus voor het bedrijf. Het complete ontwerp is in negen maanden tijd afgerond, terwijl het normaal jaren duurt voor een nieuw product op de markt kan komen. Tijdens het ontwerp heeft Intel dan ook een hoop compromissen moeten maken om de achterstand op de concurrentie in te halen. Zo was er bijvoorbeeld geen tijd om iets te doen aan de FSB-bottleneck, en was ook de techniek om twee losse plakjes silicium in een verpakking te integreren niet op tijd klaar. Hierdoor werd het Smithfield-team gedwongen om te kiezen voor één grote chip, die op een of andere manier in de bestaande single-core verpakking gepast moest worden. Tevens had de gedwongen keuze ongunstige gevolgen voor de yields en warmteproductie.
Uiteindelijk noemt Douglas de Smithfield echter wel goed genoeg. Hoewel het ontwerp niet bepaald een optimale oplossing is werkt het uiteindelijk wel, en in zijn ogen nog 'redelijk goed' ook. De belangrijkste doelstelling van Intel, de achterstand op het gebied van dual-core inhalen, werd in ieder geval gehaald: Uiteindelijk was Smithfield eerder op de markt dan de Athlon 64 X2.
De volgende generatie van dual-corechips (de 90nm Xeon MP 'Paxville', 65nm Xeon DP 'Dempsey' en de 65nm Pentium D 'Presler') hebben volgens Douglas een hoop meer ontwikkeltijd gehad en zullen dus minder last hebben van de problemen waar Smithfield mee kampt. Hij doelt hiermee onder andere op de ondersteuning voor de dubbele FSB voor servers en de techniek om twee aparte chips in een verpakking te combineren. Hoewel bediscussieerd kan worden of dat dan wél de meest elegante oplossingen zijn, is het in ieder geval beter dan hetgeen waar men binnen negen maanden mee op de proppen kon komen.