Nederland moet nu investeren in de toekomst van communicatienetwerken, omdat de kans bestaat dat andere landen Nederland inhalen. De overheid moet daarbij helpen. Dat stelt een groep van onder meer KPN, T-Mobile, VodafoneZiggo, TNO en drie universiteiten.
Dat schrijven de partijen in de Future Network Services-position paper die donderdag is overhandigd aan Jeannine Peek van Topsector ICT. Volgens de partijen is er meer nationale samenwerking nodig vanuit Nederlandse sectoren voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie communicatienetwerken. Daar heeft de Nederlandse overheid een belangrijke rol in. Volgens de partijen loopt de Nederlandse netwerkinfrastructuur gevaar als de ontwikkeling hiervan volledig aan de markt wordt overgelaten, zoals nu het geval is. Investeren in de toekomst van die netwerken kan niet nog jaren op zich laten wachten, stellen zij.
De partijen, KPN, T-Mobile, VodafoneZiggo, TNO, TU Delft, TU Eindhoven en Universiteit Twente zetten in de paper de problemen die zij zien ontstaan richting de ontwikkeling van een nieuwe generatie communicatienetwerken in Nederland en Europa, wat zij future network services noemen. Zij waarschuwen dat de komende generatie communicatienetwerken anders moeten worden ingericht dan eerdere generaties netwerktechnologie. "Tot nu toe is ontwikkeling van netwerken in Nederland gedaan door bedrijven. Dat heeft ons gebracht waar we nu zijn, legt Paul Wijngaard, sectormanager Telecom van TNO uit. "Er zijn een paar dingen bijgekomen die verdere ontwikkelingen anders maken, waardoor er ook een actievere rol is voor de topsectoren en de overheid."
De eerste is volgens Wijngaard de betrouwbaarheid van netwerken. "Er hangt steeds meer van netwerken af. Het is niet meer alleen internettoegang. Denk aan het belang van goede netwerken voor thuiswerken dat door de coronacrisis versneld is, maar ook de toekomst van zaken als augmented reality en zelfrijdende auto's. De betrouwbaarheid van netwerken wordt nog veel belangrijker. Op een gegeven moment kun je je afvagen of een netwerkverbinding nog wel via één bedrijf, of één operator kan, of dat die in samenwerkingsverbanden moet worden aangeboden."
Een ander belangrijk punt volgens de auteurs is digitale soevereiniteit. Bij het aanleggen van communicatienetwerken spelen geopolitieke belangen. Immers, wie macht heeft over het netwerkverkeer en netwerkapparatuur, heeft ook tot zekere hoogte toegang tot de data die daarover verstuurd wordt. "Dat staat al hoog op de agenda", legt Wijngaard uit. "In het bijzonder bij mobiele netwerkapparatuur rond de afhankelijkheid van Chinese apparatuur." Maar die discussie zou breder moeten zijn. "Je moet fundamenteler digitale soevereiniteit zeker stellen en kijken naar de voorbeelden van over vijf of tien jaar." Denk bijvoorbeeld aan het verdwijnen van transatlantische zeekabels die in Nederland aan wal komen. Daar schreven we eerder een artikel over.
Daar komt ook bij dat het volgens de schrijvers belangrijk is dat Nederland de kennis in huis houdt van toekomstige netwerken en de aanleg van toekomstige netwerken niet te veel wordt uitbesteed aan buitenlandse bedrijven. De auteurs waarschuwen dat de Nederlandse kennisbasis op het gebied van netwerken en telecom achterop dreigt te raken. Wijngaard: "Daarom moet je vanaf het begin bij de bouw van die toekomstige netwerken betrokken zijn, zodat je ook de kennis hebt, houdt en onderhoudt. Als je het laat gebeuren, dan vloeit de kennis weg. Ook bijvoorbeeld bij universiteiten." TNO-onderzoeker en mede-auteur Pieter Nooren voegt toe: "Door met meer mensen in Nederland aan netwerken te werken, bouw je meer kennis op en is het minder vanzelfsprekend dat je dingen internationaal uitbesteedt."
Een derde punt waar aandacht voor moet zijn is duurzaamheid. "Want, zegt Wijngaard, "mensen verwachten dat netwerken zich verduurzamen. Maar netwerkinfrastructuur mag zich niet ongeremd enorm uitbreiden, want dat doet de verduurzaming teniet." Er moet dus nagedacht worden over hoe de netwerken wel opgeschaald kunnen worden om toekomstbestendig te worden, terwijl zij tegelijk duurzamer worden.
'Het komt niet vanzelf goed'
Volgens de schrijvers moet er structureel geïnvesteerd worden in future network services om deze drie punten aan te pakken. Onder FNS scharen zij vaste netwerken zoals kabel/koper/DSL en glasvezel en draadloze toegangsnetwerken. Ze kijken daarbij ook al naar 5G en 6G, maar ook naar LoRA, wifi en satelliet, backbone-netwerken en cloudinfrastructuur. "We hebben het future network services genoemd omdat we voorzien dat netwerken in de toekomst veelvormiger worden en met elkaar verweven worden", zegt Wijngaard. "FNS is de basis van de hele stek van digitalisering daarboven, waar nu landelijk op ingezet wordt. Het gaat niet alleen meer om bandbreedte, maar ook over toepassingen voor zelfrijdende auto's, edge computing voor 5G en kunstmatige intelligentie dat in het netwerk zit."
De onderzoekers van TNO spraken met telecomproviders, universiteiten en verschillende topsectoren om in kaart te brengen wat er nodig is om die structurele investering voor elkaar te krijgen en waar de behoeften liggen. Daaruit komt naar voren dat er opnieuw gekeken moet worden naar de balans tussen wat in Nederland onderzocht en ontwikkeld wordt, wat op Europees niveau samen gedaan wordt en wat overgelaten wordt aan de rest van de wereld, en ook naar de balans tussen wat sectoren en bedrijven in gang zetten en wat de overheid 'faciliteert, stimuleert en bewaakt'. Volgens de auteurs van de paper zijn die beide balansen nu mank: de overheid legt te veel bij de markt en te veel van de netwerkinfrastructuur is uitbesteed aan buitenlandse partijen.
"Het komt niet vanzelf goed", legt Nooren uit. "Want de markt zal niet automatisch voorzien in toekomstige netwerken die voldoen aan die drie eisen die gesteld worden." Daar zien de auteurs een rol voor de overheid. "Bedrijven en sectoren doen zoveel mogelijk zelf", zegt Nooren, "maar bijvoorbeeld op het gebied van pre-competitieve trials moet de overheid stimulerend en coördinerend optreden." Dit zijn onderzoeken waarin concurrerende bedrijven samenwerken aan het ontwikkelen van standaarden en testen hierop uitvoeren.
Nooren: "Neem het voorbeeld van zelfrijdende auto's. Die kunnen pas een succes in Nederland worden als ze werken op alle drie de Nederlandse mobiele netwerken en als meerdere automerken op dezelfde manier met die netwerken communiceren. Dus als er een standaard is en niet elk bedrijf het net anders doet. Dat soort trials uitvoeren is commercieel niet interessant voor één bedrijf, maar wel heel belangrijk voor het grotere goed zodat er onderling standaarden worden afgesproken. De overheid moet die trials stimuleren en coördineren."
De schrijvers van de paper zijn niet de enige die vragen om meer inzet van de overheid bij het ontwikkelen van toekomstige netwerkinfrastructuur. Zo vroeg de brancheverenging van datacenters onlangs het kabinet om een landelijk datacenterbeleid en vragen verschillende partijen om meer hulp van de overheid in het ontwikkelen van nieuwe zeekabels. Ook riep AMS-IX-cto Ruben van den Brink het kabinet onlangs in een interview met Tweakers op beter samen te werken met de ICT-sector in het ontwikkelen van toekomstige netwerkinfrastructuur.
'Sectoren moeten samenwerken'
Ook moet er nadrukkelijk verbinding gezocht worden tussen verschillende topsectoren, zoals logistiek, agricultuur en hightech, zeggen de auteurs, omdat ze allemaal belang hebben bij betere netwerkinfrastructuur. Wijngaard: "We zien een aantal initiatieven in die sectoren die samenhangen met de toekomst van netwerken. Die zouden samen moeten gaan werken." De paper dient als een call-to-action, legt Nooren uit.
De volgende stappen zijn alle sectoren bij elkaar krijgen, in gesprek gaan met de relevante ministeries en met de topsector ICT. "Aan het einde van het eerste kwartaal volgend jaar moet duidelijk zijn hoe we het nationaal in een programma gaan gieten", voegt Wijngaard toe. "We moeten het echt volgend jaar op de agenda hebben staan", zegt hij. De kans wordt anders te groot dat deze toekomstige netwerken worden ontwikkeld zonder dat Nederland en Nederlandse bedrijven daarbij betrokken zijn. "De ontwikkeling van 6G is bijvoorbeeld al begonnen", zegt Nooren.