De eerste lancering van Europa's Ariane 6-raket vindt op z'n vroegst pas in 2022 plaats. Het Europese ruimteagentschap wil daarnaast 230 miljoen euro extra hebben van de deelnemende lidstaten.
De vertraging heeft onder andere te maken met verschillende lockdowns in Europese landen door de coronacrisis, maar ook met technische problemen. Zo is er een probleem met de cryogene arm waarmee het voertuig aan het lanceerplatform vast zit. Het European Space Agency denkt nu dat de eerste keer dat de raket kan vliegen ergens in 2022 is, al geeft het ruimteagentschap geen prognose voor een specifieke periode.
ESA zei deze week tijdens een algemene vergadering dat het ook meer geld nodig heeft voor de ontwikkeling van de raket. Het gaat om in totaal 230 miljoen euro, zo'n zes procent meer dan aanvankelijk was begroot. De ontwikkeling van de raket kost inclusief dat nieuwe bedrag in totaal zo'n 3,8 miljard euro. ESA hoopt dat de lidstaten in de komende maanden akkoord gaan met het nieuwe budget.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat de eerste vlucht van de raket een aantal kleine satellieten voor OneWeb omhoog zou brengen. Het is niet bekend of dat door kan gaan. OneWeb ging eerder dit jaar failliet, al heeft het inmiddels wel een doorstart kunnen maken. Voor de tweede missie van de Ariane 6 staat een lancering van een Galileo-satelliet gepland.
De eerste lancering van de raket zal gebeuren in de A62-configuratie. Die heeft twee boosters met vaste brandstof en moet vooral kleinere satellieten de ruimte in brengen. Er wordt ook gewerkt aan een zwaardere configuratie, de A64 met vier boosters. Die laatste is de voornaamste vervanger van de huidige Ariane 5-raket waar ESA al jaren een alternatief voor zoekt. De raket moet beter kunnen concurreren met goedkopere lanceeraanbieders zoals SpaceX.